Publicity in het algemeen
De heer P. Kijzer vestigde de aandacht op het werk van
de Nederlandse Onderwijs Film. welke stichting thans be
sloten heeft om ook belangrijke documentaires in haar
programma ter vertoning voor de jeugd op te nemen. Hij
had voorts uit de inleiding van de heer Barnstijn de in
druk gekregen, dat deze te veel had onderschat wat de
Bond reeds op cultureel terrein heeft gepresteerd.
Als oorzaak voor het verschil in bezoekcijfers met de
omringende landen zag spreker in hoofdzaak twee facto
ren, namelijk enerzijds de geestelijke gesteldheid van het
Nederlandse volk, welke niet direct gericht is op amuse
ment en zeker niet op filmamusement en anderzijds het
feit, dat het bioscoopbezoek voor de mensen dikwijls niet
tot iets aantrekkelijks wordt gemaakt. Maar al te vaak
voldoen de Nederlandse bioscopen niet aan de gezellig-
heidseisen. De exploitanten dienen er zich bewust van te
zijn, dat het exploiteren van een biocoop méér inhoudt
dan alleen het huren en vertonen van films. De bioscopen
moeten iets hebben, dat men bij een ander amusements-
media niet aantreft, iets wat het bezoek aan een bioscoop
tot een evenement maakt.
Vervolgens was het woord aan de heer S. W. Numann.
Publiciteitsdirecteur van de N.V. Philips Gloeilampen-
fabrieken, die sprak over de publiciteit in het algemeen.
De heer Numann verklaarde zich geen oordeel aan te
matigen over de publiciteit in de filmbranche en evenmin
een magische formule te bezitten om het bioscoopbezoek
te verdubbelen. Spreker moest vaststellen, dat het pro
bleem van de publiciteit in het bioscoopbedrijf een wel
zeer moeilijk vraagstuk is uit reclametechnisch oogpunt
bezien, omdat die publiciteit zich niet kan concentreren
op een bepaald artikel maar 52 maal per jaar op een
ander product, dat steeds in zeven dagen verkocht moet
zijn. In de reclame is dit een uniek verschijnsel.
In het algemeen gaan de filmadvertenties zich te buiten
aan het gebruik van superlatieven, wat wel begrijpelijk is,
omdat de exploitant in één week zoveel mogelijk bezoe
kers wil trekken en met het oog daarop geneigd is om de
film in de krachtigste bewoordingen aan te prijzen. Tegen
deze wijze van reclame maken behoeft evenwel geen be
zwaar te bestaan, indien men daardoor voldoende zitplaat
sen bezet zou krijgen. Uit de mededelingen, die van de
zijde van het forum zijn verstrekt, blijkt evenwel, dat er
in Nederland nog grote expansiemogelijkheden voor het
filmbezoek zijn. Wanneer men immers de cijfers vergelijkt
met die der omliggende landen, dan krijgt men toch de
indruk, dat de bioscoop in ons land niet geheel goed wordt
verkocht. Wanneer ruim 40 van de bevolking niet naar
de bioscoop gaat, dan bewijst zulks dat de mensen niet
goed bewerkt zijn. Volgens spreker zit de fout hierin, dat
de plaatselijke bioscoopreclame in een vervlakkingsfase is
geraakt. De exploitant gebruikt steeds dezelfde middelen
om zijn films aan te prijzen en als de critiek op een film
toevallig goed luidt, dan profiteert hij daarvan indirect
ook nog min of meer.
De reclame is echter een zeer levendig vak en wordt
gekenmerkt door een dynamisch karakter. Men mag in
zijn reclame daarom nooit verstarren. Doordat een explo-
tant iedere week opnieuw een film moet aanprijzen is er
bij hem natuurlijk de neiging aanwezig om dit steeds op
dezelfde manier te doen. Spreker acht het echter wel ge
wenst, dat naar andere middelen wordt gezocht. Het komt
er uiteraard op aan altijd het beste middel te vinden,
maar waarin dit bestaat kunnen wij onmogelijk van tevo
ren zeggen. Daarvoor weten wij nog te weinig van de
massapsychologie. Zo is het bijvoorbeeld moeilijk te ver
klaren waarom een film eerst geen succes heeft en wan
neer zij na jaren weer in exploitatie wordt gebracht, zeer
goed loopt.
Wanneer wij ons afvragen of er een reden voor is om
de activiteit van de plaatselijke exploitant te vergroten
moet deze vraag bevestigend worden beantwoord. In de
eerste plaats blijkt het potentieel nog zeer groot te zijn.
In de tweede plaats moet men rekening houden met een
voortschrijden van de televisie, die zeker het bioscoop
bezoek zal beïnvloeden. Spreker zou er in dit verband op
willen wijzen, dat er aan het einde van dit jaar ongeveer
250.000 televisietoestellen in gebruik zullen zijn, hetgeen
een kijkersaantal van gemiddeld een millioen oplevert.
Wanneer het film- en bioscoopbedrijf lijdelijk toe zou
zien, dan zou dit naar sprekers mening onherroepelijk ten
gevolge hebben, dat het bioscoopbezoek achteruit zou
gaan. De grotere concurrentie op amusementsgebied zou
dus moeten worden opgevangen door een versterkte acti
viteit.
Het spreekt vanzelf, dat de te treffen maatregelen ook
economisch verantwoord moeten zijn, maar daar staat
tegenover, dat ook hier het gezegde van toepassing is „De
kost gaat voor de baat uit". Hiervoor is echter research
nodig, waarbij de gegevens van Drs. de Bruyn zeer waar
devol kunnen zijn.
De heer Barnstijn heeft een pleidooi gehouden voor een
landelijke publiciteitscampagne. Het is dan echter wel
noodzakelijk om van te voren in verschillende plaatsen in
ons land te testen, welke vorm van reclame het meest ge
schikt is, omdat men anders het gevaar loopt veel geld op
het verkeerde paard te zetten. Spreker zou daarom willen
suggereren een werkcomité van exploitanten in het leven
te roepen, dat zich zou moeten beraden over de toe te
passen middelen. Nadat men deze methode hier en daar
getest heeft, zou men voldoende materiaal hebben om een
grote nationale campagne op touw te zetten ter stimulering
van het bioscoopbezoek. Spreker is er van overtuigd, dat
men in Nederland voldoende reclametalent heeft om deze
campagne tot een succes te maken.
De bioscoop moet nog frequenter worden bezocht. De
huidige situatie is niet geheel en al van gevaar ontbloot
en er is voor het film- en bioscoopbedrijf nog een belang
rijke selling job te doen, waarmee spreker het bedrijf ge
luk wenste. De kracht van de reclame ligt bovendien in
de continuïteit. Deze ontbreekt in het bioscoopbedrijf
enigermate, omdat men niet steeds hetzelfde artikel aan
prijst. Men vertoont immers iedere week opnieuw een
andere film. Daarom is het gewenst de reclame op een
andere manier aan te pakken en spreker vroeg zich af of
het bijvoorbeeld niet op de weg zou liggen om „het
theater" te propageren, als het door de familie het meest
begunstigde uitgangsressort, zodat men langs deze weg
voor de bioscopen goodwill kan scheppen als centrum van
recreatie.
Het lag niet op sprekers weg om de middelen aan te
geven waardoor men dit zou kunnen bereiken. De leden
van de Bioscoop-Bond hebben een mooi en levendig vak
en spieker is er van overtuigd, dat zij bij de exploitatie
van hun bedrijven betere resultaten zullen boeken, mits
het dynamische karakter wordt gehandhaafd.
De uiteenzetting van de heer Numann werd aanleiding
tot een levendige gedachtenwisseling. waaraan door onder
scheiden congressisten werd deelgenomen. Onder meer
werd naar voren gebracht, dat een van de essentiële ge
breken bij het adverteren is de sociaal weinig aanspreken-
10