Overzicht van de zuid run liet Gemeente Museum tijdens het congres.
bijzondere positie is en dat hij in het culturele leven een
bepaalde functie heeft.
Met de grondgedachte van de heer Meerburg kon spre
ker zich overigens wel verenigen. Inderdaad hebben de
bioscoopondernemers een moeilijke taak op het gebied
van de programmakeuze.
De heer E. Alter bracht naar voren, dat men bij de
debatten over de culturele verantwoordelijkheid de econo
mische factor buiten beschouwing had gelaten, ofschoon
deze toch niet veronachtzaamd kan worden.
De Voorzitter merkte op. dat het brengen van cultuur,
gepaard gaande met een verantwoorde economische exploi
tatie, al een oud vraagstuk is, en wilde aannemen, dat de
leden van het forum de economische factor nicl uit het
oog verloren hadden toen zij pleitten voor het bevorderen
van het culturele niveau. Uit de discussies was wel geble
ken, dat men dit niet alleen van de bioscoopondernemer
mag vergen, maar dal men medewerking mag vragen van
vele andere instanties, die hieraan kunnen bijdragen. Het
zou onjuist zijn dit alleen op de schouders van de bio
scoopexploitanten te leggen.
De heer Barnstijn achtte het streven naar verbetering
van het culturele peil niet onverenigbaar met de economi
sche belangen. De aanvaarding van films op hoger niveau
door het publiek is een proces dal jaren duurt en niet
alleen uit een oogpunt van direct economisch belang moet
worden bezien.
De heer Joh. Miedema meende, dat de schouwburg
directies met uitzondering van enige in Amsterdam,
Den Haag en Rotterdam geen enkele verantwoordelijk
heid dragen voor hetgeen in hun schouwburgen gebeurt
en zelfs niet de minste invloed op de programmering heb
ben. De stadsschouwburgdirecties kunnen grasduinen in
repertoires zonder enige verantwoordelijkheid voor de
exploitatie-uitkomsten, in casu de gemeentelijke financiën.
Zij kunnen geen invloed uitoefenen op de vertoningen en
moeten hun zalen zoveel mogelijk verhuren aan gesubsi
dieerde gezelschappen. En aangezien ook de exploitant
van een serieschouwburg maar weinig of geen verantwoor
delijkheid draagt, kan een vergelijking met de veel grotere
verantwoordelijkheid van de bioscoopondernemer eigenlijk
maar moeilijk getrokken worden.
Mr. Meerburg beklemtoonde, dat alle sprekers het er
wel over eens waren, dat de verantwoordelijkheid van
stadsschouwburg- en provincieschouwburgdirecteuren zeer
gering is, maar dat die taak bij de serieschouwburgen toch
wel anders ligt. De serieschouwburg is een particu
liere exploitatie, die met dezelfde problemen worstelt als
de bioscoopondernemer en daarom heeft de exploitant
van zulk een schouwburg wel degelijk een positieve pro-
grammeringstaak. Weliswaar bepaalt hij het repertoire
niet in die mate als de bioscoopexploitant dit doet. maar
hij heeft een belangrijke stem in wat vertoond wordt en
zijn taak is dus wel zeer positief.