De instellingen van de Gemeenschap
e. liet tot stand brengen van een gemeenschappelijk be
leid op het gebied van het vervoer;
f. de invoering van een regime, waardoor wordt ge
waarborgd, dat de mededinging binnen de Gemeen
schappelijke Markt niet vervalst wordt;
g. het toepassen van procedures, welke het mogelijk ma
ken het economische beleid van de lid-staten te co-
ordineren en de verstoring van het evenwicht in hun
betalingsbalans tegen te gaan;
h. het nader tot elkaar brengen van de nationale wet
gevingen in de mate. waarin dat voor de werking van
de Gemeenschappelijke Markt noodzakelijk is;
i. de vorming van een Europees Sociaal Fonds, teneinde
de werkgelegenheid voor de werknemers te verbeteren
en bij te dragen tot de verhoging van hun levenspeil
j. de oprichting van een Europese Investeringsbank, be
stemd om de economische groei van de Gemeenschap
te vergemakkelijken door het aanboren van nieuwe
hulpbronnei^;
k. de associatie van landen en gebieden overzee, teneinde
het handelsverkeer uit te breiden en in gezamenlijke
inspanning hun economische en sociale ontwikkeling
te bevorderen.
Uit deze taakomschrijving blijkt, dat de Europese Eco
nomische Gemeenschap heel wat meer is dan de inter
nationaal bekende en bestaande figuur van een Douane
Unie. Zij beperkt zich niet tot het opheffen der onderlinge
tarieven en kwantitatieve restricties in het goederenver
keer en het instellen van een gemeenschappelijk buiten
tarief, maar zal eveneens in beginsel het diensten-, perso
nen- en kapitaalverkeer vrijmaken, wat een zeer intensieve
samenwerking tussen de lid-staten op het gebied van de
algemene economische, sociale en monetaire politiek eist.
Voor deze geleidelijke totstandkoming van de Gemeen
schappelijke Markt, waarvan de duur onbeperkt is, is een
overgangsperiode voorzien van 12 en tenj hoogste 15 jaar.
In deze overgangsperiode te verdelen in drie etappes
van elk vier jaar zullen de belemmeringen in hel
onderling economisch verkeer geleidelijk moeten ver
dwijnen, het gemeenschappelijk buitentarief worden inge
steld en zal de gemeenschappelijke politiek tot ontwikke
ling moeten worden gebracht, op een zodanige wijze,
dat een zo goed mogelijke functionnering van de Ge
meenschappelijke Markt gewaarborgd wordt.
Teneinde deze taken te verwezenlijken, zal de Gemeen
schap beschikken over een aantal instellingen, waarvan
de bevoegdheden nader in het Verdrag zijn omschreven.
Deze instellingen zijn: een Europese Commissie, een
Raad van Ministers, een Algemene Vergadering en een
Hof van Justitie. Voorts voorziet het Verdrag in de op
richting van een- Sociaal-Economisch Comité en een Mo
netair Comité, beide met adviserende bevoegdheid.
Bij de Raad van Ministers bestaande uit
zes personen, namelijk een lid van de regering van elk
der lid-staten berust in beginsel de verantwoordelijk
heid voor de beslissingen omtrent het beleid van de Ge
meenschap en de goede functionnering van de Ge
meenschappelijke Markt; bij hem berust ook de co
ördinatie van het algemene economische beleid der lid
staten. Vrijwel alle beslissingen van de Raad zullen ge
durende de eerste etappe niet unanimiteit worden geno
men. Daarna zal voor een aantal beslissingen unanimiteit
plaats maken voor een] meerderheidsbeslissing, welke als
regel een gekwalificeerde meerderheid zal zijn met toepas
sing van een bepaalde stemmenweging. In talrijke geval-
len%al de unanimiteit echter eerst na de tweede etappe
doorbroken worden.
De Europese Commissie bestaande uil
negen leden, die op grond van hun algemene bekwaam
heid worden gekozen en die alle waarborgen voor onaf
hankelijkheid bieden speelt bij de beslissingen van de
Raad een zeer belangrijke rol. omdat voor vrijwel alle
beslissingen eerst eer} voorstel van de Commissie ter lafel
zal moeten liggen. Gezien de enorme omvang en gecom
pliceerdheid van de vraagstukken, waarover beslissingen
moeten worden genomen, garandeert dit feit alleen reeds
een invloed aan de Commissie, welke van grote betekenis
moet worden geacht. De positie van de Commissie wordt
nog verder versterkt, zodra de Raad overgaat tot het
nemen van meerderheidsbeslissingen, omdat deze in dat
geval in overeenstemming moeten zijn met het voorstel
van de Commissie. Bij deze meerderheidsbeslissingen
heeft de Commissie dus in feite medezeggenschap, terwijl
zij verder moet waken voor de uitvoering van het Verdrag
en van de beslissingen van de Gemeenschap. Zij kan lid
staten voor het Hof dagen, indien zij meent, dat deze
hun verplichtingen niet nakomen, en kan hun eventueel
ontheffing verlenen voor verdragsverplichtingen of een
beroep toestaan op een ontsnappingsclausule.
De essentiële bevoegdheid van de Alge m e n e
Vergadering, welke bestaat uit vertegenwoordigers
van de lid-staten (Duitsland, Frankrijk en Italië ieder 36,
België en Nederland ieder 14 en Luxemburg 6), is. dat
zij de Commissie te allen tijde door middel van een motie
van afkeuring lot aftreden kan dwingen. De Raad van
Ministers kan immers niet tegenover de Algemene Ver-
gadering verantwoordelijk worden gesteld; dat is alleen
voor de Commissie mogelijk. De reële medezeggenschap
van de Vergadering wordt daardoor in wezen beperkt lol
dat gebied, waarvoor de Commissie verantwoordelijk is.
Zij heeft dus geen medezeggenschap ten aanzien van die
onderwerpen, waarover de Raad beslist. Wel moet zij in
een aantal gevallen door de Raad geraadpleegd worden.
terwijl zowel de Commissie als de Raad te allen tijde de
Algemene Vergadering kunnen raadplegen wanneer zij
zulks wensen. De Algemene Vergadering heeft voorts de
bevoegdheid wijzigingen voor te stellen in het budget van
de Gemeenschap, moties aan te nemen enj vragen te stellen.
Het Hof van Justitie, dat uit zeven rechters
bestaat, heeft tot taak de eerbiediging van het recht bij
de uitlegging en toepassing van het Verdrag te verzekeren.
Teneinde bij de uitvoering van verschillende regelingen
van het Verdrag en in het bijzonder bij de voorbereiding
van nader door de instellingen van de Gemeenschap vast
ie stellen toepassingsbepalingen ook de vertegenwoordi
gers van het economische leven zelf te betrekken, is in het
Verdrag de oprichting voorzien van het Economisch
en Sociaal Comité, dat een raadgevende taak
zal hebben te vervullen tegenover zowel de Ra^d
van Ministers als de Europese Commissie. Het Comité
zal bestaan uit vertegenwoordigers (Duitsland, Frankrijk
en Italië ieder 24, België en Nederland ieder 12 en Luxem
burg 5) van de verschillende groepen uit het economische
en sociale leven, in het bijzonder van de producenten, de
boeren, de transportondernemers, de werknemers, de han-
11