De geluidsfilm
fig. 1
fig. 2
Methoden voor de regi
optisch respectievelijk
fig. 5
fig. 6
fig. 3
fig. 4
stratic en aftasting van
magnetisch geluid
roterende filmbaan
verende rol
tamboer
fotocel
belichtingslampje
Er zijn twee methoden om geluid op de filmband vast
Ie leggen namelijk langs optische weg en langs electro-
magnetische weg. De eerste methode dateert reeds van
I929 en het tweede systeem heeft pas de laatste jaren, te
weten met de komst van de verschillende nieuwe projectie
systemen ingang gevonden. De magnetische registratie op
zichzelf bestond echter eveneens reeds lang vóór de tweede
wereldoorlog.
Bij het optische systeem worden de vast te leggen ge
luidstrillingen omgezet in lichtvariaties, welk licht ver
volgens op een strook lichtgevoelig filmmateriaal wordt
geprojecteerd en daar een zogenaamd geluidsspoor tot
stand brengt. Evenals bij de normale fotografie ontstaat
hier dus na ontwikkeling een (geluids-)negatief, dat men
kan afdrukken, waardoor een positief tot stand komt.
Deze afdruk wordt nu gemaakt naast het filmbeeld; beeld
en geluid zijn aldus op één filmstrook samengevoegd.
Daar het echter niet mogelijk is het filmgeluid in het
filmvenster af te tasten, omdat de filmstrook daar schoks
gewijze voortbeweegt, terwijl de geluidsband bij een con
stante beweging moet worden afgetast, is de geluidsregi
stratie bij het optische systeem steeds ongeveer 20 beeldjes
vóór op het bijbehorende filmbeeld.
Al naar gelang van de wijze waarop het licht tot de
gevoelige filmstrook wordt toegelaten, treft men verschil
lende soorten optische geluidsregistratie aan. Men kan
deze in twee hoofdgroepen onderscheiden, te weten het
intensiteits- of laddersysteem en het amplitude- of zaag
tandsysteem (fig. 1 en fig. 2).
Het amplitude-systeem kan men vervolgens nog onder
verdelen in een enkelvoudig, dubbel en meervoudig zaag-
tand.systeem (zie figuren 2. 3 en 4). dienende ter ver
betering van de geluidskwaliteil en vooral Ier vermin
dering van de zo gevreesde ruis.
De witte (doorzichtige) gedeelten van het amplitude-
spoor zijn namelijk zeer gevoelig voor verontreinigingen
door stof en dergelijke en tijdens de aftasting worden alle
ongerechtigheden zoals stofdeeltjes, kleine krasjes enz.
eveneens in geluid omgezet, hetgeen hoorbaar zal zijn in
de vorm van een meer of minder sterke ruis. Men noemt
dit gewoonlijk achtergrondgeruis.
Om dit euvel, dat nimmer geheel is te ontgaan, zoveel
mogelijk te bestrijden, is men ertoe overgegaan het blanke
gedeelte van het geluidsspoor zo klein mogelijk te houden
door dit vloeiend met de toppen van de geluidsoptekening
te laten verlopen (zie figuur 5 en 6).
Hierdoor krijgt men weliswaar een wat minder sterke
belichting van de fotocel met als gevolg een lagere in
gangsspanning aan de versterker, doch bij de moderne
versterkerinstallaties levert dit geen grote bezwaren
meer op.
Het vorenstaande verklaart tevens, dat de geluidssterkte
instelling van de versterker niet voor iedere film dezelfde
kan zijn. doch voor de onderscheiden soorten van geluids
optekening zal verschillen.
Rij het intensiteitssysleem heeft men veel minder snel
hinder van verontreinigingen of lichte beschadigingen van
het geluidsspoor, doch dit systeem heeft het nadeel, dat
het bij het ontwikkelen en afdrukken uitermate critisch is.
Zeer kleine belichtingsfouten wreken zich dadelijk in een
vermindering van de geluidskwaliteit, omdat daardoor de
nuancering van het geluidsspoor wordt verminderd. De
geluidssterkte wordt bij dit systeem bepaald door de zwar-
tingsverschillen en de toonhoogte door het aantal licht-
wisseling per lengte- of tijdeenheid. Een klein aantal
donkere streepjes op enige afstand van elkaar geeft aldus
een harde lage toon en een groot aantal streepjes dicht
opeen, een zachte hoge toon. In het laatste geval wordt
immers in een snelle opeenvolging weinig licht doorge
laten en in het eerste geval doet zich het omgekeerde voor.
Bij het amplitude-systeem is de gang van zaken in prin
cipe dezelfde. Hier bepaalt echter de diepte van het
gegolfde of getande geluidsspoor de sterkte, omdat hel
daarvan afhangt hoeveel licht afwisselend wordt doorge
laten. De frequentie of toonhoogte is afhankelijk van het
aantal toppen, dat hier immers het aantal lichtvariaties
bijvoorbeeld per seconde bepaalt.
Nu mag uit het vorenstaande niet worden geconclu
deerd, dat dus een blank geluidsspoor, dat veel licht tot
de fotocel zou toelaten, derhalve ook veel geluid produ
ceert. Bij de geluidsaftasting gaat het namelijk enkel en
alleen om de lichtvariaties. Deze variaties worden
door de fotocel omgezet in stroomstoot]es wisselstroom-
pjes dus), die overeenkomstig het geluidsspoor in aantal
en sterkte zullen verschillen. Deze stroomstootjes «orden
vervolgens veranderd in spanningsvariaties en die kan
men tenslotte versterken en met behulp van luidsprekers
weer in geluid veranderen.
Het eerste gedeelte van deze omzetting vindt plaats in
de geluidskop. Dit apparaat, dat schematisch is voorge
steld in figuur 7 heeft tot taak het geluidsspoor op zeer
constante wijze langs een lichtbron te voeren en het
door het spoor vallende licht naar de fotocel te dirigeren.
Er moet daarbij een zeer smal gelijkmatig lichtstreepje
worden gevormd, dat zuiver loodrecht op de lengterich
ting van de geluidsstrook dient te staan. Een te brede
lichtspleet zou immers bij het intensiteitssysteem meer
dere streepjes tegelijk aftasten respectievelijk bij het
Aftaslinrichting voor optisch geluid (Philips/
complitudesysteem meerdere golftoppen. waardoor ge
luidsvormingen optreden. De afmetingen van de licht
spleet mogen derhalve slechts circa 0.02 x 2.2 mm bedra
gen, waardoor het mogelijk wordt frequenties van onge
veer 40 9.000 Hz weer te geven. Het geluidsspoor
zelf is ca. 2,6 m.m. breed.
Daar zulk een kleine opening moeilijkheden zou kunnen
opleveren, bijvoorbeeld door verstopping, zijn er ook
systemen (fig. 3). waarbij men het licht afkomstig van
het belichtingslampje (a). via een lensje en een glas
lichaam met totale reflectie (b-c) naar de geluidsband
leidt. Het aldus diffuus verlichte geluidsspoor wordt ver
volgens door een micro-optiek lel sterk vergroot (13J/2 x)
afgebeeld op een schermpje, waarin een spleet van onge
veer 0.27 x 27 mm is uitgespaard lg). Vlak achter die
spleet is een lensje gemonteerd, dat het licht naar de
fotocel ih) brengt (Philips).
Het in de figuur verder nog voorkomende hulpspiegel
tje (f) heeft alleen constructieve betekenis. Door het af-
28
29