Buitengewone Ledenvergadering
bezoeker hebben. Laat de heren ons maar het toneelstuk,
het cabaretnummer of wat dies meer zij noemen, dat in
zo een korte tijd zulk een publieke belangstelling weet te
verwerven.
Er is dus aan overdrijving in het stuk geen gebrek.
De heren hebben echter ook een oplossing, luister maar:
„Men moet eindelijk het risico aandurven een Nederlandse
documentarist de opdracht tot het maken van een speelfilm
te geven." Zij dreigen verder met het volgende: „Als men
dat niet wil, is er maar één advies mogelijk: Stop, voor
lopig tenminste, de speelfilmproductie". Alsof de docu
mentarist geweerd zou worden bij de vervaardiging van
de speelfilm en of, zo hij al zou produceren, men zonder
meer een geslaagd werk zou kunnen verwachten. Ge
lukkig zijn degenen onder onze documentaristen die een
naam te verliezen hebben wijs genoeg om zich niet dan met
grote omzichtigheid tot de speelfilmproductie te wenden,
omdat zij beter dan wie ook en in ieder geval beter dan
de drie genoemde ondertekenaars weten, aan welke totaal
verschillende eisen het oeuvre van de documentarist en
van de speelfilmmaker moet voldoen. De waarlijk sublieme
uitzondering, die hier mogelijk is, is alleen voor de aller
grootsten weggelegd; zij blijft echter een begeerlijke uit
zondering en zal nimmer de basis vormen voor een regel
matige speelfilmproductie. Overigens is bij de bevordering
van de continuïteit het alternatief „wel of niet documen
taristen" nimmer gesteld. Er is geen documentarist ge
weerd bij het opzetten van speelfilmproducties of het ver
lenen van financiële steun. Integendeel, er zijn zelfs duide
lijke voorbeelden van steun en van benadering van onze
documentaire krachten, waarmee eindeloos van gedachten
is gewisseld. Voorzover de documentaristen nog niet
hebben meegewerkt, is dit te verklaren uit de meer ge
noemde aarzeling en ook uit het feit, dat men wat de
grote namen betreft, snel is uitgekeken. Veeleer doet zich
de vraag voor hoe voldoende wordt voorzien in het ont
wikkelen van jongere begaafde krachten.
Een crisis op de Nederlandse speelfilmmarkt, waarvan
de open brief gewaagt, blijkt gelukkig alleen te bestaan
in het brein van het kleine groepje van filmcritici, die
zich in de loop der jaren aan een ongelofelijke pedanterie
zijn gaan schuldig maken en zich, zoals verschillende
bladen terecht hebben geschreven, op een onbewaakt ogen
blik, zijn gaan begeven op een terrein, dat niet dat van
de filmcritici is, namelijk de organisatie van de film
productie. Zij hebben zich grandioos vergaloppeerd en,
wat ons spijt speciaal voor de seniores onder hen, ons
vertrouwen verspeeld.
Laat de agitatie, welke deze lieden tegen ons bedrijf
richtten, zonder dat zij iets behoeven recht te zetten, voor
ons tevens een waarschuwing zijn. Een grotere distantie
tussen bedrijf en critici en in ieder geval wat meer orden
telijkheid in de betrekkingen zou onze standing bevorde
ren en deze heren terugbrengen naar de betrekkelijk be
scheiden plaats, die zij tenslotte in het filmbestel innemen.
Maar de Nederlandse film zal blijven verschijnen, met
toenemende kwaliteit. Daar doen kwalijke stukken als
dat van „Filmforum" misschien iets aan af, maar mets
aan toe.
Op Maandag 18 November j.1. heeft de Nederlandsche
Bioscoop-Bond in Hotel Krasnapolsky te Amsterdam een
buitengewone ledenvergadering gehouden, op welker
agenda als voornaamste punt stond vermeld de verkiezing
van een lid van het Hoofdbestuur. Voorzien moest worden
in de vacature ontstaan door het tussentijds aftreden van
de heer J. Weening, die het Nederlandse filmbedrijf heeft
verlaten om in Duitsland de functie van algemeen-direc
teur van Rank Film Distributors te aanvaarden.
De vergadering welke werd bijgewoond door 127
personen die tezamen 271 zaken vertegenwoordigden
stond onder leiding van de heer Joh. Miedema, Voorzitter
van de Bond, die in zijn openingswoord mededeelde, dat
het Hoofdbestuur het niet juist geacht had met de verkie
zing van een bestuurslid te wachten tot de eerstvolgende
jaarvergadering. Deze tussentijdse verkiezing was nodig
om het bestuurscollege zo spoedig mogelijk compleet te
maken, opdat de balans, welke de bedrijfsbelangen tegen
elkaar afweegt, weer het juiste midden aanwijst.
Spreker bracht hulde aan het afgetreden Hoofdbestuurs
lid, de heer J. Weening. De Bond is hem grote dank ver
schuldigd voor het vele en belangrijke werk, dat hij ten
bate van het bedrijf en de organisatie heeft verricht als
Vice-Voorzitter van het Hoofdbestuur, als Voorzitter der
Bedrijfsafdeling Filmverhuurders en als lid der andere
colleges, waarvan hij deel heeft uitgemaakt. Hoezeer hij
gewaardeerd werd, is wel gebleken bij zijn afscheids
receptie, toen hem uit alle geledingen van het bedrijf
grote erkentelijkheid is betuigd. Tevens had het Hoofd
bestuur hem reeds hartelijk gehuldigd tijdens een diner,
dat hem in Amsterdam was aangeboden.
Nadat de heer Miedema de leden herdacht had, die de
Bond sinds de vorige ledenvergadering door de dood ont
vallen waren waarbij de vergadering staande enige
ogenblikken van stilte in acht had genomen wijdde hij
enige woorden aan de algemene situatie van het bedrijf,
welke de laatste tijd nogal wat stof tot praten had opge
leverd. Inderdaad hebben de cijfers de laatste maanden
enige teruggang getoond, maar er is geen reden om de
alarmklok te gaan luiden. De gegevens zijn nog te weinig
gespecificeerd om een oordeel over de gehele ontwikke
ling te vormen, maai de reeds beschikbare cijfers geven
geen reden tot ongerustheid. Het totaal aantal bezoekers
is dit jaar iets teruggelopen ten opzichte van het vorige
jaar, maar de recettes zijn nagenoeg gelijk gebleven,