Buitengewone ledenvergadering van de U.I1C.
Openingswoord van de President
Agendapunten
Onder leiding van hun president, de heer Joh. Mie-
dema, kwamen de vertegenwoordigers der bij de Inter
nationale Unie van Bioscoopexploitanten (Union Inter
nationale de 1'Exploitation Cinématographique) aange
sloten organisaties op 5 en 6 November j.1. te Madrid
in buitengewone ledenvergadering bijeen ter bespreking
van een reeks van vraagstukken op het gebied der inter
nationale filmexploitatie. De Nederlandse delegatie be
stond uit de heren Job. Miedema, Voorzitter van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond en President van de
U.I.E.C, W. K. G. van Boven, lid van het Dagelijks
Bestuur en J. G. J. Bosman. Directeur van de Bond.
Dinsdagmorgen 5 November opende de heer Job. Mie
dema de buitengewone ledenvergadering met een woord
van welkom, waarbij hij in het bijzonder de Minister
van Voorlichting, die de opening bijwoonde, begroette
en hem namens de gehele vergadering deelneming be
tuigde met de ramp, welke Valencia en omgeving ge
troffen had.
In de aanwezigheid van de Minister zag de heer
Miedema niet alleen een bewijs van diens belangstelling
voor de Unie, maar vooral ook van de grote betekenis,
welke de Minister en de in diens persoon vertegenwoor
digde Overheid aan de film toekent. Het is immers be
kend hoe de Begering er naar streeft om de bloei van
het Spaanse filmbedrijf te bevorderen en inzonderheid
hoe zij de eigen productie van films stimuleert. Dat zij
daarin slaagt, bewijst de snelle groei van het Spaanse
filmwezen in het laatste decennium.
Vervolgens wees de heer Miedema er op. dat de Unie
zich onder meer tot taak stelt de aangesloten organisaties
in de gelegenheid te stellen alle vraagstukken, welke zich
bij de uitoefening van het beroep van bioscoopexploilant
in de respectieve landen en in het internationale verkeer
voordoen gemeenschappelijk te bestuderen, zulks ter be
vordering van de nationale zo goed als van de interna
tionale exploitatiebelangen. Zij pleegt de resultaten van
dit internationale overleg vast te leggen in resoluties,
welke in feite een formulering zijn van de communis
opinio der delegaties, die tot richtsnoer kan dienen bij
de behandeling van de betrokken problemen in de onder
scheiden landen.
Zo heeft de Unie met nadruk de aandacbt gevestigd
op de noodzakelijkheid films te produceren van zodanige
technische, artistieke en morele kwaliteiten, dat een steeds
talrijker publiek naar de bioscopen wordt getrokken en
inzonderheid films, waarvan de jeugd terecht kan ver
langen, dat zij in de bioscopen worden vertoond.
Zij beschouwt bet als een plicht van de bedrij f sgenoten
in het filmwezen om de publiciteit voor de films zodanig
te doen zijn. dat zij niet in strijd is met de normen van
goede smaak en goede zeden.
Zij beraadt zich over middelen en wegen om het hoofd
te bieden aan de zich scherper aftekenende concurrentie
door nieuwe amusementsvormen. in het bijzonder door
de televisie, zulks in de overtuiging, dat de bioscoop haar
taak als maatschappelijk instituut moet blijven voortzetten
en aan vele millioenen bezoekers de ontspanning moet
blijven bieden, welke zij verlangen.
Zij realiseert zich. dat de bioscoopexploitatie in de
landen, waarin zij zich in een ongunstige fiscale uitzon
deringspositie bevindt, ten gevolge van de toenemende
concurrentie van de televisie in grote moeilijkheden komt
Ie verkeren en acht het mede daarom vooral haar taak
o]) alle mogelijke wijzen de fiscale gelijkstelling van de
film met andere amusementsmedia na te streven.
Vóór alles echter is de Unie er zich van bewust, dat
de vrijmaking van de uitwisseling van films een factor
van essentieel belang is ter verwezenlijking van de ver
breiding der culturele uitwisseling en daardoor ter be
vordering van een steeds betere verstandhouding lussen
de volkeren. Hier ligt een van de schoonste taken van
de internationale bioscoopexploitatie.
Nadat vervolgens ook het hoofd van de Direccion Ge
neral de Cinematografia y Theatro de gedelegeerden in
Madrid welkom had geheten en hun een vruchtbare ver
gadering had toegewenst, en de President, de heer Joh.
Miedema, hulde had gebracht aan de nagedachtenis van
Dr. Schleussner, lid van het Presidium van het Zentral-
verband der Deutschen Filmtheater en gedelegeerde dezer
organisatie in de vergaderingen der Unie. werd de agenda
der te behandelen punten vastgesteld. De heer Miedema
herinnerde er aan. dat de in Juni j.1. te Scheveningen
gehouden jaarlijkse ledenvergadering zich onder meer-
beraden had over het vraagstuk der filmvoorziening van
het bioscoopbedrijf, in welk opzicht de Unie het ge
wenst achtte, dat de publieke belangstelling gestimuleerd
zou worden door de opvoering van het peil der films, en
zich voorts uitgesproken had voor een uitbreiding van
de jeugdvoorstellingen in de bioscopen, hetgeen onder
meer te bereiken zou zijn door een grotere productie van
films, welke voor de jeugd geschikt zijn.
Teneinde te onderzoeken, op welke wijze de exploi
tanten hun invloed zouden kunnen aanwenden ter ver
wezenlijking van deze doeleinden, werd een studiecom
missie in het leven geroepen. Deze commissie, welke door
de jaarvergadering werd benoemd ter bestudering der
vraagstukken ter zake van een eventuele stimulering
respectievelijk deelneming van de bioscoopexploitatie in
de filmproductie, had bij de onderscheiden leden-vereni-
gingen een enquête ingesteld over de voorwaarden, waar
op een dergelijke actie zou kunnen worden gevoerd. Op
deze enquête waren verschillende antwoorden ontvangen
en de president betreurde het, dal deze nog niet met de
stukken voor deze vergadering konden worden rondge
zonden. De commissie, welke in Augustus j.1. te Parijs
bijeen is gekomen, zal te zijner tijd een advies uitbren
gen aan de vergadering, welke zich dan zal kunnen be
raden over een eventueel gemeenschappelijk standpunt.
Onderwerpen, welke in de loop van deze vergadering
aan de orde kwamen, waren onder meer: een wijziging
der statuten, welke met algemene stemmen werd aan
vaard de benoeming van een nieuwe Penningmeester ter
vervulling van de vacature ontstaan ten gevolge van het