De plicht ran acteurs en filmers Wij willen nog een extra waarschuwing richten tegen de reclamebiljetten, die geraffineerd of schunnig zijn, ook al slaat dergelijke reclame, zoals soms gebeurt, op goede films. Wie zou kunnen zeggen, hoeveel schade dergelijke afbeeldingen speciaal aan de zielen van jonge mensen berokkenen, hoeveel onzuivere gedachten en gevoelens ze kunnen opwekken, hoeveel ze bijdragen tot het bederf van het volk, met groot nadeel voor de welvaart van de staat zelf? In de bioscoopzalen, die staan onder het kerke lijk gezag mogen bijaldien aan de gelovigen en vooral aan de jeugd voorstellingen geboden moeten worden die geschikt zijn voor een juiste vorming en aangepast aan de plaatselijke omstandigheden natuurlijk slechts voor stellingen worden gegeven die in zedelijk opzicht op geen enkele wijze te laken zijn. De Bisschoppen moeten op deze, voor iedereen toegan kelijke, zalen, ook als zij van exempte religieuzen zijn, nauwlettend toezicht houden en de katholieken, op wie de zorg daarvoor berust, aansporen om getrouw en precies de normen omtrent deze zalen gegeven te onderhouden en om niet te zeer op eigen voordeel uit te zijn, indien zij het doel van dit apostolaat willen bereiken, dat de Apos tolische Stoel zo zeer ter harte gaat. Ten zeerste raden Wij ook aan dat de exploitanten van zulke katholieke zalen zich verenigen zoals in meerdere landen niet zonder Onze toestemming en goedkeuring is geschied om daar door des te daadwerkelijker de leer en aansporingen van de Bureaux die in de afzonderlijke landen zijn opgericht, in practijk te brengen en de gemeenschappelijke belangen te verdedigen. De vermaningen die Wij hebben gericht tot de exploi tanten van bioscopen, willen Wij ook uitstrekken tot de filmverhuurders, die vaak de productie zelf financieren, en dus zeker meer mogelijkheden hebben en bijgevolg ook zwaarder verplicht zijn om de goede films te bevorderen. De distributie mag geenszins louter als een z.g. technische functie worden gezien, omdat de film zoals Wij reeds meerdere malen hebben benadrukt niet slechts als handelsartikel mag worden beschouwd, maar ook en voor al moet worden gezien als geestelijk voedsel en vormings- school voor ziel en zeden van de massa. De distributeurs en verhuurders delen in gelijke mate de verdienste en schuld, naargelang uit de voorstellingen goed of kwaad voortkomt. Waar het nu gaat over de verbetering van de film is niet gering de gewetensplicht van de filmacteurs; deze immers, hun waardigheid als mensen en als kunstenaars indachtig, moeten weten dat zij zich niet kunnen lenen voor rollen in films die in strijd zijn met de goede zeden. Integendeel, een filmacteur die door zijn kunst beroemd is geworden, moet de lof die hem wordt toegezwaaid, zo gebruiken, dat hij de geest van de massa verheft tot edele gevoelens, en zij moeten er aan denken dat zij vooral de plicht hebben om in hun privéleven de anderen tot voorbeeld van deugdzaamheid te strekken. In een toe spraak tot deze kunstenaars hebben Wij vroeger eens ge zegd: „Het ontgaat niemand dat voor een menigte kijkers, die zijn ogen op u heeft gericht, die aan uw lippen hangt, die u toejuicht en bijval betuigt, uw geest hevig wordt bewogen en als het ware met vreugde en een zekere trots wordt overgoten". Maar dit begrijpelijke gevoel mag christelijke filmacteurs er nog niet toe brengen, om zulke bijvalsbetuigingen van het publiek te aanvaarden, die lijken op een zekere ver- goding, omdat ook hier het woord van de Verlosser geldt: „Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien, en uw Vader verheerlijken die in de hemelen is". De zwaarste gewetensplicht echter ofschoon om an dere reden rust op de productieleiders en regisseurs. Het bewustzijn van zulk een zware plicht staat echter uitstekende plannen en prestaties niet in de weg, maar moet veeleer de geest sterken van hen die, met goede wil bezield, het geld hebben of de geestesgaven, die nodig zijn om films te maken. Het gebeurt ook vaak, dat productieleiders en regis seurs om artistieke redenen en tegelijk om de voorschrif ten van godsdienst en zeden voor grote moeilijkheden komen te staan; dan moeten zij, alvorens of terwijl de film gemaakt wordt, een gemotiveerd oordeel zien te ver krijgen en wijze raad vragen, opdat wordt gezorgd voor het geestelijk welzijn van de kijkers en voor de volmaakt heid van het werk zelf. Laten zij derhalve niet aarzelen om het Katholiek Film Bureau te raadplegen, dat daar voor is aangewezen en dat hen gaarne zal helpen door de zorg voor deze zaak zo nodig aan een deskundige geestelijke met het nodige voorbehoud over te dragen. En dan zullen om het vertrouwen dat zij in de Kerk hebben gesteld hun gezag en hun aanzien zeker niet ver minderen: „Het geloof immers zal te allen tijde de men selijke persoon verdedigen" en juist bij het vervaardigen van kunstwerken zal de mens door het licht van de christelijke leer en door de juiste orde der zeden worden verrijkt en vervolmaakt. Toch moeten geestelijken geen hulp bieden aan film makers zonder aparte opdracht van hun overheden omdat zoals duidelijk is voor goede raad in deze zaken waarover het oordeel niet aan ieders inzicht kan worden overgelaten een uitstekende vakkennis nodig is. en niet voldoende is een gewone vorming. De katholieke filmmakers en regisseurs vermanen Wij vaderlijk, om geen films te laten ontstaan die strijdig zijn met het geloof of de christelijke zeden; mocht dit toch, wat God verhoede, gebeurd zijn, dan is het de taak van Bisschoppen hen te vermanen en zo nodig op gepaste wijze te straffen. Het is Onze overtuiging dat niets méér bevorderlijk is om de film tot de beste en volmaakste vorm te brengen dan de versterking van de christelijke vorming van hen, die bij het vervaardigen van films een rol spelen. Indien de producenten naderen tot de bronnen vanwaar de god delijke gaven komen, indien zij de leer van het evangelie in zich opnemen, indien zij de leer van de Kerk kennen over de werkelijkheid van het leven, over gelukzaligheid en deugd, over lijden en zonde, over lichaam en ziel, over de sociale kwesties en de aspiraties van de mensen, dan zullen zij de nieuwe en lichtende wegen vinden om in te slaan en zullen zij zich door een nieuwe inspiratie gedreven voelen om uitstekende en onvergankelijke kunst werken te vervaardigen. Daarom moeten de initiatieven en oefeningen waardoor hun geestesleven wordt gevoed en in kracht toeneemt, 13

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1958 | | pagina 14