gewaagde van het immer verder
v o o r t v r e t e n d e k i n o b e d r ij fdie
de kinematografie als in we
zen waardeloos beschouwde
uit aesthetisch oogpunt en
het essentiële bestanddeel
van li et filmdrama als in alle
opzichten v e r w e r p e 1 ij k de bio
scoop diende gemeden te worden en werd
in de minderheidsnota van de genoemde
enquêtecommissie als een minderwaardige
ontspanningsgelegenheid aangemerkt. De
gewraakte geestesgesteldheid manifesteerde
zich ook bij de behandeling van de Bio
scoopwet in de Kamer in een amendement
tot invoering van een vergunningstelsel tot
beperking en uitsterving van het aantal
bioscopen in overeenstemming met de
Drankwet en in moties strekkend tot een
absoluut verbod van het bioscoopbedrijf.
Het bioscoopbedrijf werd in een toestand
van rechteloosheid gebracht, welke geen
ander bedrijf in ons land ooit in die mate
ondervonden heeft en welke ook, een en
kele uitzondering daargelaten, in het bui
tenland onbekend was. Ik behoef U wel
niet te zeggen welk een nadelige invloed
deze houding van de heersende kringen
destijds heeft uitgeoefend op de ontwikke
ling van het film- en bioscoopwezen in ons
land in de eerste tientallen jaren.
Onder deze omstandigheden
en door de mensen, die dit alles
aandenlijveondervonden, is het
initiatief genomen van de elfde Februari
1918. Achterdocht en minderwaardigheids
gevoel, vrees en onzekerheid dwongen tot
verdediging en strijd. Depasontstane
organisatie was een strijd-
organisatie. Dat het arbeidsterrein
zich derhalve niet zou lenen voor een open
bebouwing, maar veeleer voor de besloten
heid van een vestingstad, ligt voor de
hand.
En wie waren het dan, die de strijd
moesten gaan leveren? Het heterogene on-
dernemerskader van die dagen, dat uit de
meest uiteenlopende beroepen voortkwam,
was niet als andere ondernemers in een
branche gegroeid of er voor opgeleid. Hel
ontbrak hun uiteraard aan scholing en er
varing. Zij waren zonder verleden en zonder
meesters; zij moesten al doende leren met
het nieuwe medium om te gaan, ondervin
den hoe het nieuwe bedrijf, waarin zij aan
vankelijk een attractie hadden gezien met
makkelijk gewin, van jaar tot jaar meer
kaoitaalsintensief werd.
Zij waren tenslotte ook degenen, die het
eerst voor de verrassing kwamen te
staan, dat het object, dat zij waren gaan
exploiteren een voortbrengsel van de geest
betrof, dat hen tegen wil en dank een
sociale en meer nog een culturele
functie deed verrichten in het maatschap
pelijk bestel.
De grondslagen van liet bijzon
dere karakter van de Bond werden
reeds in de eerste vjjf jaren van
tija bestaan gelegd
De vergaderingen uit de eerste jaren
worden alle gekenmerkt door pogingen om
de wapenen te smeden, waarmede men de
De Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen, Mr. R. G. A. Hbppe-
ner, leest het Koninklijk Besluit voor,
ivaarbij de Bondsvoorzitter, de heer Joh.
Miedema uit Sneek, benoemd werd tot
Ridder in de Orde van Oranje-Nassau.
strijd zou kunnen aanbinden. Hierdoor is
het verklaarbaar, dat de Bond in de eerst?
vijf jaren van zijn bestaan een geheel ander
karakter heeft gekregen dan gelijksoortig»
organisaties in het buitenland. Men achtte
het noodzakelijk, dat alle exploitanten
lid werden van de organisatie, en men is er
in een paar jaar tijds in geslaagd ze te
.erenigen. Voor het gemeenschappelijke
van eikaars belangen bestond bij de twee
grote categorieën in dit bedrijf nog maar
weinig begrip. De leveranciers werkten
aanvankelijk samen in een vereniging van
filmverhuurders, die het tegenwicht moest
vormen tegen de exploitantenbond.
Reeds een jaar na de oprichting van de
Bioscoop-Bond voerde men het beginsel in
van de uitsluiting ingeval van wangedrag,
een uitsluiting die mede kon inhouden het
niet betrekken van lilms van bepaalde
filmverhuurkantoren, die zich niet hielden
aan wat men als goede gebruiken in de
ongeschreven wetten van de nog jonge
filmhandel had aanvaard. Deze besluiten
hebben hun uitwerking niet gemist.
De conflicten die hieruit ontstonden,
hebben geleid tot het eerste overleg met
de filmleveranciers. De beginnende samen
werking heeft niet alleen een verbod van
ongezonde tendenzfilms mogelijk gemaakt
en de acties tegen de verhoging van de
vermakelijkheidsbelasting. maar ook een
normaalcontract, waarin de wederzijdse
rechten en verplichtingen bij contractering,
leverantie, verzending en vertoning sum
mier waren omschreven en waarin een
uitsluitingsclausule en een arbitragebepa
ling voorkwam. Met dit normaalcontract
heeft de arbitrage voor het eerst haar in
trede gedaan. Aan de hand van de erva
ringen hiermede opgedaan, ontstonden ge
leidelijk de bedrijfsregelingen. Veel tact
en beleid is er nodig geweest om tot een
algehele vereniging met de filmleveranciers
te geraken. De exploitanten waren huiverig
om met hun natuurlijke tegenstanders in
één organisatie te zitten, de verhuurders
hadden bezwaar tegen het organisatorisch
overwicht der exploitanten door hun stem-
menmeerderheid in bestuurscolleges en al
gemene vergadering. Wederzijdse vrees
werd overwonnen door het gemeenschappe
lijk belang. Het samengaan van beide par
tijen werd tenslotte bekrachtigd door de
ledenvergadering van 19 Maart 1923.
Dit is de grondslag geworden voor het
later eo vruchtbare werk van de Nederland-
sche Bioscoop-Bond, en is karakteristiek
voor deze Bond, want daardoor heeft hij
zich onderscheiden van de organisatorische
ontwikkeling in het buitenland, maar ook
van het organisatiepatroon, dat ons land
te zien geeft. Wat men in ons land thans
op publiekrechtelijk terrein langs wette
lijke weg tracht te bereiken, is hier in de
loop der jaren organisch gegroeid. Een
moderne organisatie dus ondanks de jaren!
Het ontstaan van deze eenheid hangt ten
nauwste samen met de moeilijke omstan
digheden, waarin in ons land het film- en
bioscoopbedrijf moest worden uitgeoefend.
Ik behoef U wel niet te zeggen, dat de
acties daarna ontstaan met grote kracht
konden worden gevoerd en met succes ten
einde gebracht. Tot op zekere hoogte de
negatieve kant vormend van het organisa
torische werk mag, zoals door de Centrale
Commissie voor de Filmkeuring en het
Ministerie van Binnenlandse Zaken meer
malen is erkend, de positieve betekenis van
deze activiteit niet worden onderschat. De
invloed van de Bioscoop-Bond op een rich-
tige functionnering van de Bioscoopwet is
onmiskenbaar en de dam tegen de belas
tingvloed opgeworpen heeft de economie
van ons bedrijf gediend, maar ook het pu
bliek belang.
De wezenlijke betekenis van de
Bond ligt in zijn bedrijfsreglemen-
tering
De glorie van deze organisatie is echter
geenszins, zoals sommigen bet zo graag
willen doen voorkomen, haar machts-
ontplooiing in de s t r ij d. Een