Het is inderdaad niet te ontkennen, dat vele gemeen ten in de laatste jaren bereid zijn gebleken het hoge peil van 30 a 35 belasting te verlagen, maar nu is het wellicht noodzakelijk ten gevolge van de geschetste omstandigheden, het pro bleem op landelijk niveau te zien. De Ne derlandse filmwereld is uiteraard een Nederlandse aange legenheid, culminerende in de Nederlandsche Bioscoop- Rond, en er is reden om de waarschijn lijk onontkoombare belastingverla ging op de vermakel ij k heden te zien als een zaak van de centrale overheid, die in dit verband even „stimulerend" zou kun nen optreden als vele jaren geleden b ij de drastisc h e verhoging van déze fis cale rechten. Maar de gemeentelijke autonomie op dit terrein behoeft strikt genomen niet in het gedrang te komen. In menig ons omringend land, en ook in de Verenigde Staten, wordt het nationale filmwezen door een dergelijke belastingverlaging geholpen, in sommige gevallen zelfs door een reductie tot op 10 Zeer bijzondere aandacht wordt in de persverslagen ge schonken aan de Nederlandse filmproductie en de pro blemen, welke daarmede samenhangen. „Het hoofdstuk dat gewijd is aan de Nederlandse filmindustrie toont nog eens duidelijk het succes aan dat de korte Nederlandse film in het buitenland heeft gehaald door een opsomming Ie geven van de vele onderscheidingen en eervolle ver meldingen, die onze filmers op diverse festivals en mani festaties ten deel vielen", merkt bijvoorbeeld het week blad ,,D e Groene Amsterdammer" op, dat een uitvoerige bespreking aan het Rondsj aarverslag wijdt. Het blad blijft overigens niet bij de korte Nederlandse film stilstaan, maar gaat nader in op hetgeen in het verslag wordt vermeld terzake van de pogingen, welke worden ondernomen om tot een regelmatige Nederlandse filmproductie Ie komen. Trouwens in de gehele pers wordt er met voldoening gewag van gemaakt, dat er in 1958 drie grote Nederlandse speelfilms gereed kwamen en dat ongeveer 4 van alle bioscoopbezoekers deze films heeft gezien, wat evenveel is als het bezoek aan gemiddeld 25 buitenlandse films. Met vette letters wordt de aandacht van de krantenlezers er voorts op gevestigd, dat, hoewel de internationale onlwikk e- lingzich duidel ij k beweegt naareen radi cale vermindering, respectievelijk al gehele opheffing van de b e 1 a s t i n ge n op het nationale product, b ij ons het R ij k en de gemejenten voortgaan van iedere speelfilm een vermogen aan omzet- en vermakel ij k heidsbelasting te incasse ren. Het frappeert bijvoorbeeld „De Groene Am- sterdamme r", dat de belastingopbrengsten van „Fanfare" de productiekosten verre overschrijden en het blad stelt zijn lezers de vraag: „Zou U bij het lezen van een dergelijke onverwachte constatering ook niet tot dezelfde conclusie komen als het verslag formuleert, na melijk „dat de productie van Nederlandse films onder die omstandigheden ongelooflijke moeilijkheden met zich brengt?" Ook „Het Vaderland" vestigt de aandacht van zijn lezers op deze scheve verhouding en concludeert: „Het is dan ook geen wonder dat het verslag hier zijn grief over uitspreekt. De laatste resultaten hebben immers een goede hoop doen groeien bij hen, die een nationale filmproductie voorstaan. Onder de huidige omstandighe den heeft de productie van Nederlandse films inderdaad met te veel moeilijkheden te kampen, waardoor de toch al zware strijd met de buitenlandse productie nog eens extra verzwaard wordt." Tenslotte vat het dagblad „De Volkskrant", dat eveneens in zijn kolommen een ampele bespreking aan het jaarverslag wijdt, zijn standpunt ten aanzien van deze on gemotiveerde achterstelling van het filmbedrijf in zijn dagelijkse rubriek „Ten Geleide" onder de titel „Met twee maten", op de volgende wijze samen: „Meer nog dan vorige jaren wordt in het jongste jaar verslag van de Nederlandsche Rioscoop-Rond de nadruk gelegd op hel melen met twee maten door de Overheid jegens film- en televisiebedrijf. Des te oprechter klinkt de bezorgdheid op dit punt naarmate de leiding van de bioscoopbond het nieuwe medium van de televisie méér blijkt te heben aanvaard als een machtige concurrente, wie men op zich de concurrentie niet kwalijk mag nemen. Het feit blijft dat de televisie voor het filmbedrijf een concurrente is, die met man en macht door de Overheid uit de grond werd gestampt. Niet leuk voor dit filmbe drijf, maar ook niet te vermijden, zo heeft men leren aanvaarden. De televisie is er nu, maar de Overheid blijft doorgaan met de helpende hand: vrijdom van om zetbelasting voor de geïncasseerde kijkgelden bijvoor beeld. Met de andere hand wordt de bel astingsch roef nog altijd aangedraaid voor het filmbedrijf. Is dit nu nog recht en billijk? De leiding van de Rioscoopbond vindt weinig begrip voor het algemeen belang van een economisch nog altijd gezond filmbedrijf, dat elk jaar bijna uniek in Europa - nog met enkele bioscopen groeit tegen de ongunst der lijden in. De leiding van de Rond heeft bewezen deze on gunst met vaart en waardig te kunen opvangen. Wil dit echter m o g e 1 ij k b 1 ij v e n, dan zal een v e r- mindering van de fiscale druk n ie t a 1 - leen rech l en b i I 1 ij k, maar ook leve n s- voorwaarde zijn. De Overheid, zo gul jegens de jongste telg televisie, is achteloos geworden ten aanzien van het oudere kind film. internationaal ziel men hoe er wordt gestreefd naar radicale vermindering of lotale opheffing van belastingen op het filmbedrijf. In Nederland gaan Rijk en gemeenten voort met het incasseren van onevenredige vermogens aan omzet- en vermakel ij kheidsbel ast ing. Een kras voor beeld: de belastingopbrengsten voor de film „Fanfare" hebben de productiekosten al ver overschreden! Zonder nu op enigerlei wijze vóór de film te willen pleiten tégen de televisie, menen wij toch te moeten stel len, dat nog langer weigeren van de ver zachtende hand aan het filmbedrijf de Overheid binnen niet al te lange tijd kan komen te staan op een achteropgang, zelfs op een „verpauperd voortbestaan" van dit bedrijf, zoals in het jaarverslag terecht wordt opgemerkt. Dit gaat dan om een bedrijf, dat op 1 Januari 1958 nog tot een pensioenfonds voor alle werk nemers durfde te komen; een bedrijf, waarvan het jongste jaarverslag ook nog melding maakt van een vakopleiding voor filmers, technici en commerciële werkers. Niet om dat dit bedrijf zo bloeit, maar omdat men met de tanden op elkaar heeft willen tonen hoe ver men zonder ver zachtende hand nog heeft kunnen komen."

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 4