Europese Parlementaire Groep voor de Film wisseling van televisieprogramma's. Dit werd voor de Raad aanleiding deze kwestie in 1954 door middel van een resolutie aan de Berner Conventie voor te leggen. Oorspronkelijk hoopte de Raad op een vervroegde her ziening van de Berner Conventie, maar aangezien dit streven nogal tegenstand ontmoette, werd de totstand koming van een afzonderlijke overeenkomst over wogen, temeer daar de in 1948 te Brussel gehouden conferentie inzake een herziening der Berner Conventie er van afgezien had, de auteursrecht- gebruikers nader in deze conventie te betrekken. De deskundigen van de Raad waren daarentegen de opvatting toegedaan, dat men bij een eventuele overeenkomst inzake de uitwisseling van tele visiefilms de auteursrechtgebruikers wel omschrijven moet, wil men tenminste niet de grootste complicaties riskeren. De betekenis van deze nieuwe overeenkomst, welke voor de toekomstige ontwikkeling van het filmauteursrecht niet zonder gevaar i s aangezien zij in feite een nieuwe aanval doet op het door het internationale filmbedrijf ingenomen stand punt, dat de producent de houder van het auteurs recht op de film moet zijn, zal duidelijk zijn als men zich realiseert, dat bijna ieder land met betrek king tot de oorspronkelijke houders van het auteursrecht een andere oplossing heeft gevonden. Met betrekking tot het verfilmde televisieprogramma kan men dit het best met een voorbeeld uit de practijk illustreren: Zo laat de British Broadcasting Corporation zich bij de ver vaardiging van televisiefilms alle vereiste auteursrechten cederen, dat wil dus zeggen van de medewerkenden zo goed als van de aan de vervaardiging werkende filmers. Als een dergelijke film evenwel aan de Radio-Télévision Frangaise zou worden doorgeleverd, zouden zich onmid dellijk auteursrechtelijke moeilijkheden kunnen voordoen, omdat de in Maart 1957 in werking getreden nieuwe auteurswet niet de B.B.C., maar met name de scenario schrijver, bewerker, dialoogschrijver, componist en regis seur als auteursrechthouders erkent. Dergelijke verwik kelingen heeft men nu door bedoelde overeenkomst wil len vermijden. Tenzij in de afzonderlijke medewerkers contracten anders is bepaald, kunnen de medewerkers aan de totstandkoming van de televisiefilm niet meer zoals bijvoorbeeld in Frankrijk nog tot dusver het geval was auteursrechten of „droits voisins" op de film in kwestie tot gelding brengen. Daardoor worden deze televisiefilms bevrijd van alle juridische onzeker heden, die de exploitatie zouden kunnen belemmeren, en behoeven de omroepen zich niet langer van alle in het buitenland mogelijke rechten te verzekeren, zoals de pro ducent van een film nog steeds verplicht is te doen. Uiteraard beperkt zich het in artikel 1 van de onder havige overeenkomst aan de omroepen ex lege geschonken exploitatierecht slechts tot de televisie-uitzen ding van de betrokken films en strekt zich niet uit tot haar exploitatie in oorspronkelijke of gewijzigde vorm in bioscopen. Tot dusver hebben slechts Frankrijk en Groot-Brittannië deze overeenkomst onvoorwaardelijk getekend. Zeven landen hebben onder voorbehoud van ratificatie getekend, te weten: België, Denemarken, Griekenland, Italië, Lu xemburg, Turkije en Zweden. Nog niet getekend hebben: Duitsland, Ierland, Nederland, Noorwegen, Oostenrijk en IJsland. Blijkens een recente mededeling heeft er op het Oos tenrijkse Ministerie van Justitie onlangs een vergadering plaatsgevonden van de auteursrechtorganisaties, onder meer het Verband der Filmproduzenten, tijdens welke tal van bezwaren tegen de onderhavige overeenkomst naar voren werden gebracht. De Oostenrijkse producenten weren dit verdrag om principiële redenen van de hand, namelijk omdat het de fictie schept, dat alle rechten op de films die in opdracht van een televisie-omroep door een particuliere producent worden vervaardigd, niet zoals de Oostenrijkse auteurswet bepaalt aan de pro ducent zelf, maar aan de televisie-omroep zouden toeko men. Dit zou tot gevolg hebben, dat de betrokken produ cent zelfs ingeval van een geschil nooit zijn rech ten ten aanzien van derden tot gelding zou kunnen bren gen en alleen tegen de betrokken omroep zelf zou kunnen procederen zonder de vertoning van de film te kunnen voorkomen. Voorts schijnt deze door de Raad van Euro pa wel wat al te haastig in elkaar getimmerde overeen komst nog meerdere bepalingen te bevatten, welke in strijd zijn met genoemde auteurswet, zodat de vergade ring zich practisch met algemene stemmen uitsprak tegen een ratificatie door Oostenrijk. Op grond hiervan con cludeert de Oostenrijkse filmvakpers dat Oostenrijk de overeenkomst niet zal ratificeren. Deze ontwikkeling wordt door het internationale film bedrijf met grote aandacht gevolgd. Op initiatief van de kortelings overleden Italiaanse senator Teresio Guglielmone is na zes maanden voor bereiding op 14 April j.1. formeel de „Europese Parlementaire Groep voor de F i 1 m" ge constitueerd in het kader van de Algemene Vergadering, het „Europese Parlement" (Assem blee Parlementaire Européenne) van de Europese Eco nomische Gemeenschap (E.E.G.), die sedert 1 Januari 1958 bestaat en ten doel heeft door het instellen van een Gemeenschappelijke Markt „Euromarkt"en door het geleidelijk nader tot elkaar brengen van het economische beleid van de zes betrokken lid-staten de harmonische ontwikkeling van "de economische activiteit binnen de Gemeenschap te bevorderen, alsook een gestadige en evenwichtige groei, een grotere stabiliteit en een toe nemende verbetering van de levensstandaard in de Ge meenschap. Zoals bekend is het 142 leden tellende Parlement van de twee nieuwe gemeenschappen de E.E.G. en de Euro pese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) het zelfde als de Parlementaire Vergadering, thans „E u r o- pees Parlement" genaamd, van de Europese Ge meenschap voor Kolen en Staal (E.G.K.S.). Dit Parle ment oefent de politieke controle uit op de uitvoerende macht, welke in handen is gelegd van de beide Europese Uitvoerende Commissies (bij de E.G.K.S. is dit de Hoge Autoriteit) en de Ministerraden. Het Europese Parlement zetelt te Straatsburg; zijn vergaderingen zijn openbaar. De Commissies en de Ministerraden hebben hun domicilie te Brussel en worden daarvoor wel „Brusselse Gemeen schappen" genoemd. Van de Europese Parlementaire Groep voor de Film kunnen zowel leden van het Europese Parlement lid zijn, 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 17