keuze van de acteur helaas vaak niet een kwestie van productie is, maar met het oog op het uitbrengen van de film wordt bepaald. De filmmaker kan op deze keuze soms geen invloed uitoefenen en dan is het maar beter, dat er een onbekend acteur bij betrokken wordt. Francois Villiers deelde deze mening van Charles v. d. Linden, maar achtte het niettemin noodzakelijk, dat de filmer in plaats van amateurs echte acteurs aantrekt, die het métier kennen. Charles Huguenot van der Linden onderstreepte daarop, dat hij slechts had willen betogen, dat het voor een filmer in de regel met „sterren" hinderlijk werken is. Spreker geloofde echter niet, dat een regisseur aan „niet-acteurs" de voorkeur zou willen geven boven echte acteurs. Bert Haanstra had ondervonden, dat men soms mensen vindt, die als niet-acteur zeer geschikt kunnen zijn voor de film. Men vergete daarbij niet, dat het dan mogelijk is een keuze te doen uit een grote groep mensen en daarbij individuen aan te trekken, die in het door de filmer ge wenste beeld passen, Het is de algemene gewoonte om acteurs te nemen, omdat deze in de regel zoveel beter dan de niet-acteurs in staat zijn de aanwijzingen van de regis seur te volgen en deze daarmede dus sneller en gemak kelijker resultaten bereikt. Het probleem is in werkelijk heid niet: „acteurs of niet-acteurs?", maar het gaat er slechts om een bepaald individu voor een bepaalde situatie te kiezen. Gabriel Axel kon zich hiermede in het algemeen ge sproken wel verenigen, maar wees er op, dat bepaalde persoonlijkheden als Michèle Morgan en Greta Garbo voor de filmer natuurlijk belangrijker zijn door haar ver mogen om de intentie van de filmer zo goed mogelijk te realiseren. De opvatting van de filmproducent Rudi Meyer kwam op dit punt met die van de buitenlandse en Nederlandse regisseurs overeen. Men kan de kwestie niet in zijn alge meenheid stellen, omdat het geheel aankomt op de rol, de plaats en de persoon. Natuurlijk maakt het verschil of de regisseur kan werken met een acteur, die geleerd heeft het gamma van de menselijke gevoelens in woord, gebaar en houding tot expressie te brengen, of met een dilettant. Overigens wilde spreker er wel op wijzen, dat de „films t e r" er niet van meet af aan is, maar pas ont staat bij het succes. Frank Wisbar verklaarde, dat de regisseur vanzelf sprekend de „meester van de scène is, die in het proces van de filmvervaardiging tot aan de avond van de pre mière over ruim 125 functies de supervisie heeft. Vaak is er sprake van films, waarbij de regisseur niet méér heeft gedaan dan de stijgbeugel houden voor de acteur. Maar het is tegenwoordig mogelijk in de filmproductie om de „ster" naar huis te sturen als hij niet wil doen wat de regisseur van hem vraagt, al zijn er andere regisseurs, die zich geheel richten naar de opvattingen van een ster als bijvoorbeeld O. W. Fischer. De heer Hofstra stelde vervolgens de vraag of er in verband met de reeds ter sprake gebrachte „nieuwe stro mingen in de filmkunst" behalve de keuze van stof en acteurs ook gesproken zou kunnen worden van een bijzon dere hantering van de camera en toepassing van de montage. Frangois Villiers geloofde niet aan een bijzondere wijze van hantering van de filmcamera of de toepassing van de montage als kenmerk van een vernieuwende stroming; zijns inziens ligt het geheel aan de persoonlijkheid van de filmer, welke camerabehandeling of montage wordt toe gepast. Bert Haanstra meende als enig verschil te kunnen op merken, dat door het moderne filmmateriaal de behande ling veel eenvoudiger en minder opmerkelijk wordt. Ove rigens geloofde spreker, dat vernieuwingen in de filmerij automatisch komen, als de tijd daar rijp voor is. Eerste rij v.l.n.r.: Mr. H. J. Reinink, Directeur-Generaal voor de Kunsten en Voorzitter van de Stichting Holland Festival, mevr. Reinink en Z.E. de Ambassadeur van Frankrijk. Tweede rij (links) de heer H. S. Boekman, Vice-Voorzitter van het Hoofdbestuur van de Bond en zijn echtgenote. Op de eerste rij v.l.n.r.: mevr. Kijzer, Frangois Truffaut, regisseur van „Les quatre cents coups", en de heer P. Kijzer, directeur van de N.V. Holland-America Film, Booking Office. Op de tweede rij: de heer A. F. Wolff, lid van het Hoofdbestuur van de Bond en zijn echtgenote.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 11