Groot-Brittaniiië
Verdere belastingverlaging
prijzen behaald. De eerste prijs in de categorie poppen-
films werd toegekend aan ,,D utchy is de baa s", een
tachtig meter lange poppenfilm voor Nederlandse melk.
boter en kaas, vervaardigd in opdracht van het Nederlands
Zuivelbureau te Rijswijk. Met de tweede prijs in de cate
gorie poppenfilms werd bekroond „Pleasure revi-
v e d", een zestig meter lange poppenfilm voor Players
sigaretten, vervaardigd in opdracht van de British Ameri
can Tobacco Company te Londen.
Het filmpje ,,K o e k o e k w a 1 s" van Emile van Moer
kerken te Amsterdam heeft een „Award of Distinction"
gekregen van de Creative Film Foundation te New York,
een sedert 1956 bestaande organisatie, die het experiment
in de filmkunst aanmoedigt. In de jury hadden zitting
verschillende ook in ons land bekende experts op het ge
bied van de avant-garde film, als Maya Deren, James J.
Sweeney en Amos Vogel.
Op het dezer dagen in Duinkerken gehouden Europese
filmfestival heeft de kleurenfilm 'Endezee was
niet meer" van Bert Haanstra in de categorie „natio
nale documentaires" de zilveren medaille van de Euro
pese gemeenschap gewonnen.
In Londen is onlangs een Certificaat van Verdienste
uitgereikt aan de Shell Film Unit namens de leden van de
International Air Transport Association, als blijk van
waardering voor de documentaire film „De weg door de
wolken". Deze film kwam tot stand als gevolg van een
suggestie van de zijde van genoemde organisatie van lucht
vaartmaatschappijen.
De fotografie van de onder regie van John Armstrong
vervaardigde rolprent werd verzorgd door de Nederlandse
filmer Eduard van der Enden. De Nederlandse
bewerking werd verzorgd door Charles Huguenot
vanderLinden.
Naar het filmfestival te Venetië zullen door het Mi
nisterie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen voor
de sectie journaalfilms de volgende filmjournaals worden
ingezonden: een journaal van Polygoon en een van Haghe-
film. Beide journaals zijn samengesteld uit onderwerpen,
die in het jaar, voorafgaande aan het filmfestival in de
wekelijkse filmjournaals zijn verschenen.
Voor het filmfestival te Edinburgh zullen eveneens
journaals van bovengenoemde productiemaatschappijen
worden ingezonden, zij het in een andere samenstelling.
Voorts maken de volgende films deel uit van de Neder
landse inzending: „Fanfare" van Bert Haanstra, „Prijs
de zee" van Herman van der Horst, „Tussenspel bij kaars
licht" van Ch. Huguenot van der Linden en „Daybreak
of Europe" van Jaap Nieuwenhuis.
Op het van 310 Augustus te Moskou te houden film
festival zullen door het Ministerie van Onderwijs, Kun
sten en Wetenschappen worden ingezonden de films
„Prijs de zee" van Herman van der Horst en „Fanfare"
van Bert Haanstra. De films nemen „hors concours' aan
het festival deel.
Het ziet er naar uit, dat het Britse filmbedrijf in zijn
strijd voor de algehele opheffing van de vermakelijkheids-
belasting op filmvoorstellingen wederom aanzienlijk ter
rein heeft gewonnen. De Britse Kanselier van de Schatkist
heeft namelijk in het Lagerhuis toegezegd, dat met ingang
van 2 Augustus de vermakelijkheidsbelasting wederom
met 25 zal worden verlaagd. Aan deze toezegging was
een felle strijd voorafgegaan.
Zoals bekend hebben de vijf samenwerkende bedrijfs
organisaties van het Britse filmwezen er bij de Regering
voortdurend met klem op aangedrongen de vermakelijk
heidsbelasting op filmvoorstellingen aanzienlijk te ver
lagen. Deze belasting wordt niet door de gemeenten, maar
door de staat geheven en de Britse overheid is er altijd
openlijk voor uitgekomen, dat zij deze heffing niet be
schouwt als een verteringsbelasting, die op de bioscoop
bezoekers kan worden afgewenteld, maar als een last, die
door het bedrijf wordt gedragen. Omzetbelasting wordt
van de recettes niet geheven.
Inderdaad werd het filmbedrijf in April 1957 een ver
laging toegestaan welke het een bedrag van 6y2 millioen
(ƒ68.900.000,bespaarde, maar tegelijkertijd werden
alle overige openbare vermakelijkheden van deze heffing
vrijgesteld. Voor het filmbedrijf was deze discriminatie
in belastingheffing een bittere teleurstelling, aangezien
het bioscoopbezoek blijkens de door het Ministerie van
Tandel per kwartaal gepubliceerde statistiek in 1955 met
71/2 en in 1956 met 7 was gedaald. Deze daling
zette zich in 1957 in versterkte mate voort, zodat het bio
scoopbezoek dat jaar met niet minder dan 18 terugliep.
Begin Februari 1958 verzocht het Britse filmbedrijf de
regering om algehele afschaffing van de vermakelijkheids
belasting. Het ondervond bij zijn actie grote steun van de
Britse pers en van vertegenwoordigers van alle politieke
partijen. Op een in het Hogerhuis door een vertegenwoor
diger der regering gemaakte opmerking, dat een belas
tingverlaging of zelfs opheffing daarvan de bezoekers
niet naar de bioscoop terug zou brengen, werd onmiddel
lijk in de pers gerepliceerd, dat het bedrijf in dat geval
tenminste de gelegenheid zou krijgen op gelijke fiscale
voet te concurreren met de overige vormen van vrijetijds
besteding. Bovendien heeft de nationale filmindustrie
zo goed als alle overige industrieën een redelijke thuis
markt nodig om haar continuïteit en haar niveau te hand
haven. Tal van vooraanstaande dag- en weekbladen be
toogden, dat een voortzetting van een discriminerende hef
fing op filmvoorstellingen op morele noch economische
gronden verantwoord was.
Op 15 April 1958, Budget Day, de dag waarop de be
groting werd ingediend, deelde de Minister van Financiën
mede, dat hij niet tot volledige opheffing van de verma
kelijkheidsbelasting kon overgaan, maar wel bereid was
de heffing te halveren. Hij stelde voor de belastingvrije
entreeprijsgrens van lid. 0,486) te verhogen tot ls.6d.
0,795) en van de entreeprijzen daarboven 33 1/3
te heffen van het bedrag, waarmede de bruto-entreeprijs
de belastingvrije grens overschrijdt. In feite wordt de ver
makelijkheidsbelasting niet geheven in de vorm van een
percentage, maar in vaste bedragen per entreeprijscatego
rie. Het gecombineerde resultaat van de verhoogde vrij
stellingsgrens en deze verlaagde heffingsbedragen halveer
de de tot dan toe geldende gemiddelde heffing.
Voor het filmbedrijf betekende deze verlaging in 1958
(het belastingjaar loopt van 1 April tot 31 Maart d.a.v.
en de nieuwe heffing trad op 4 Mei 1958 in werking) een
verlichting van 13 millioen 137.800.000) en in 1959
14y2 millioen 153.700.00,—).
Al wist het Britse filmbedrijf dus binnen de tijd van één
jaar zeer belangrijke belastingreducties te bereiken, het
was toch niet tevreden, aangezien aan de discriminatie in
de belastingheffing nog geen einde was gemaakt. Ook vele
47