Benoeming Staatssecretarissen Vertegenwoordiging van het Hoofdbestuur vertegenwoordigers van de onderscheiden politieke par tijen zo goed als van de pers hadden hun teleurstelling over het uitblijven van een dergelijke maatregel uitge sproken en het bedrijf was daarom vastbesloten zijn actie tot volledige opheffing voort te zetten. Daar kwam nog bij, dat een van de beweegredenen, welke voor de Minister aanleiding zou kunnen zijn geweest een algehele opheffing af te wijzen, althans uit te stellen, bekend werd door de indiscretie van een hogere overheids functionaris. Deze had namelijk enige dagen voor Budget Day verklaard, dat .,een halvering van de vermakelijk- heidsbelasting de inning van de resterende helft tot een oneconomische belastingwerkzaamheid zou maken wegens de administratieve kosten, welke daaraan verbonden zijn". Mogelijk dat deze loslippigheid voor de Minister mede aanleiding was tot een herziening van de wijze, waarop de belasting tot dan toe werd geïnd, welke herziening leidde tot een belangrijke administratieve vereenvoudiging. Zoals gezegd zette het bedrijf zijn pogingen om algehele opheffing te verkrijgen voort, maar op Budget Day 1959 bleek de Kanselier van de Schatkist, Heathcock-Amory, het filmbedrijf geheel te hebben vergeten en van geen ver dere verlichting te willen weten. Deze beslissing verwekte algemene wrevel en de vijf Britse bedrijfsorganisaties van het filmwezen namen de strijd opnieuw op, daarbij gesteund door de organisaties van de acteurs en de filmers. Zij hadden het oor van de pers en van vele volksvertegenwoordigers, zodat zelfs de Labour Party een voorstel indiende tot algehele opheffing van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen, zulks op grond van de overweging, dat er geen enkel redelijk argu ment was aan te voeren waarom uitsluitend nog de film aan de heffing der vermakelijkheidsbelasting onderworpen zou moeten blijven, terwijl die op alle andere vormen van amusement reeds geheel was opgeheven. Tevergeefs betoogde de Minister van Financiën bij de debatten in het Lagerhuis, dat de huidige heffing op de entreeprijzen in de practijk neerkomt op gemiddeld I3y2 bruto (of 15,4 netto), dat de regering voornemens was een extra belasting van 50 op de aankoop van televisietoestellen te leggen en bovendien ook belasting te gaan heffen van de kijkgelden zowel als van de opbrengsten van de recla metelevisie; hij moest wijken voor de druk van de open bare mening. Medio Juni heeft de Kanselier van de Schatkist het voorstel gedaan tot een verdere verlaging van de be- lastinglast op filmvoorstellingen, welke in de practijk zou neerkomen op een verlichting van 25 welke de Regering jaarlijks een bedrag van 21/> millioen I 26.500.000,—) zal gaan kosten. Het is opmerkelijk, dat deze belastingverlaging er voor al op gericht is de middelgrote, kleine en zeer kleine bio scopen te helpen. De verlaging wordt namelijk zo toege past, dat bij iedere bioscoop de eerste 20.-.- belasting ten voordele van de exploitant komen. In plaatsen met twee of meer bioscopen wordt dit bedrag gelijkelijk ver deeld. Opmerkelijk is voorts, dat de Kanselier van de Schat kist er in zijn voorstel nadrukkelijk op gewezen had, dat hier uitsluitend sprake was van een bioscoopcrisis en niet van een crisis in de filmproductie, welke naar hij meende nog gezond was. Maar de pers haastte zich om er de Mi nister op te attenderen, dat zelfs de beste nationale pro ductie ten ondergang gedoemd is als haar afnemers, de bioscoopexploitanten, hun theaters moeten sluiten. Hoewel het bedrijf deze verlaging heeft geaccepteerd, blijft het streven naar algehele opheffing en het vindt daarbij de steun zowel van veel conservatieven als van de gehele Labour Party. De leider van laatstgenoemde partij heeft daarom niet nagelaten om bij de slotdebatten in het Parlement er op te wijzen, dat de jaarlijkse inkomsten van de Britse bioscopen gedurende de laatste vijf jaar met meer dan 10 millioen 106.000.000,zijn terug gelopen en dat in dezelfde periode honderden theaters moesten sluiten. Hij wees er verder op, dat het aantal ge produceerde Britse speelfilms in deze periode van vijf jaar van een gemiddelde van 134 was teruggelopen tot 107 per jaar en hij verweet de regering, dat zij het Britst filmbedrijf niet voldoende geholpen had. „Het werkelijke probleem", zo verklaarde hij, „is, dat een vermakelijk- heidsbelastingverlichting van ongeveer 21/2 millioen geen oplossing kan bieden voor de moeilijkheden, maar slechts aanleiding geeft tot nieuwe discriminaties in het bedrijf. at nodig is, is een volledige opheffing van de vermakelijkheidsbelasting-'. Bij Koninklijk Besluit van 16 Juni 1959 zijn benoemd tot Staatssecretarissen van Onderwijs, Kunsten en Weten schappen: met ingang van 16 Juni 1959: de heer G. C. Stubenrouch, litt.class. drs., Wethouder van Onderwijs van Breda, en met ingang van 1 Juli 1959: Mr. Y. Schol ten, advocaat en procureur te Amsterdam. Het ligt in het voornemen van Minister Cals om Mr. Scholten meer in het bijzonder te belasten met de behar tiging van de zaken, liggende op het terrein van de jeugd- vorming en de volksontwikkeling, de lichamelijke opvoe ding en de sport, de kunsten, de oudheidkunde en natuur bescherming, alsmede de radio, televisie en pers. Mr. Scholten neemt derhalve de taken van de onlangs afge treden Staatssecretaris Mr. Höppener over. De heer Stubenrouch zal meer in het bijzonder belast worden met de behartiging van de zaken, welke liggen op het terrein van de afdelingen lager onderwijs; voorberei dend hoger en middelbaar onderwijs, nijverheidsonder wijs, alsmede van het sociaal-pedagogisch onderwijs en het vormingswerk voor de leerplichtvrije jeugd. Na de oorlog is het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen in zéér sterke mate uitgebreid. Eens deels werd het met geheel nieuwe taken belast, met name in de sector van de jeugdvorming, de kunsten en de radio en televisie. De verscheidenheid en de zwaarte van deze nieuwe taken leidden in 1950 tot de benoeming van een Staatssecretaris voor deze sector, die met ingang van 1 Juli door Mr. Scholten wordt beheerd. Naast de geheel nieuwe taken stond een steeds stijgende uitbreiding en verzwaring der bestaande departementale taken, tengevolge van de vele naoorlogse problemen op onderwijsgebied. Deze ontwikkeling heeft tot de noodzaak geleid een tweede Staatssecretaris van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen te benoemen. De directie van Bioscoop Exploitatie Joh. Miedema N.V. opende op Donderdag 16 Juli j.1. te Steenwijk haar nieuwe City Theater met een feestelijke voorstelling. Het Hoofdbestuur, dat een fraai bloemstuk had gezon den, was bij deze gelegenheid door onderscheiden leden vertegenwoordigd 48

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 46