Bonn heeft zijn houding ten opzichte van het filmbedrijf principieel gewijzigd Samenstelling en werkwijze De leden van de keuringscommissies zijn niet aan een mandaat gebonden van de door hen vertegenwoordigde instanties, maar nemen aan het keuringswerk in de com missies als persoonlijke en onafhankelijke leden deel. In de drie verschillende keuringsinstanties van de FSK zijn bedrijf en overheidslichamen paritair vertegenwoordigd. Zo wordt de acht leden tellende erkcommissie ge vormd door een in overleg met de regering benoemde voorzitter plus nog drie verdere vertegenwoordigers van het filmbedrijf die echter niet zelf in het bedrijf werk zaam mogen zijn en vier andere leden, die respectieve lijk de Bond, de Bondslanden, de kerken en de centrale jeugdorganisatie vertegenwoordigen. Als het om beslissin gen gaat inzake de toelaatbaarheid voor jeugdige perso nen woont nog een speciale gedelegeerde van de Bonds landen de vergaderingen bij, zodat de vertegenwoordigers van de overheidsinstanties dan altijd in de meerderheid zijn. De Hoofdcommissie bestaat uit: vijftien leden, te weten zeven door het filmbedrijf benoemde leden en een in overleg met de overheid aangewezen voorzitter, die geen van allen in het filmbedrijf werkzaam mogen zijn; telkens twee leden, die respectievelijk de Bond, de Bondslanden en de kerken vertegenwoordigen plus een representant van de jeugdbeweging. Bij beslissingen inzake films voor jeug dige personen worden vijf leden vervangen door deskun digen op dit gebied, waarvan er respectievelijk een door de Bond, twee door de landen en twee door het filmbedrijf worden aangewezen. Als derde instantie is er een Juridi sche Commissie, waarin vijf leden van lagere rechtbanken of hoogleraren in de rechtswetenschappen zitting hebben, die door de Bondsregering, de landen en het filmbedrijf worden benoemd. Ingeval van beslissingen betreffende toe lating van personen onder een bepaalde leeftijd worden aan deze commissie nog twee jeugdrechters toegevoegd. Iedere producent, verhuurder en bioscoopexploitant is door een stelsel van overeenkomsten verplicht zich aan de uitspraken van de FSK te houden, zodat deze stipt worden nageleefd. Overtredingen worden door een Controlecom missie van de Spitzenorganisation der Filmwirtschaft (SPIO) behandeld, tot welke commissie drie juristen be horen, die ook zitting hebben in de Juridische Commissie. Deze juristen worden door laatstgenoemde commissie in overleg met het bestuur van de SPIO aangewezen. Het is welhaast vanzelfsprekend, dat het werk van de FSK die een werkelijk unieke positie inneemt zich niet altijd in volkomen harmonie en zonder kritiek vol trekt. Al zal niemand de gedachte, welke aan deze zelf controle ten grondslag ligt ,of haar betekenis voor het openbare leven bestrijden, en al weet de FSK, naar alge meen erkend wordt, haar taak goed te vervullen, er zijn toch in de loop van de lijd enkele problemen naar voren gekomen, welke in alle openlijkheid becritiseerd zijn. Zo zijn bijvoorbeeld de volgende onderwerpen herhaaldelijk het voorwerp van discussies: oorlogsfilms wegens vermeen de militaristische tendenzen, kwesties van wreedheid en ruwheid, het toelaatbaar verklaren van films voor jeugdige personen en kinderen en van bepaalde soorten filmtitels. Maar de beraadslagingen in de boezem der FSK-com- missies worden gekenmerkt door vrijmoedigheid en ver antwoordelijkheidsbesef en de beslissingen worden zorg vuldig overwogen. Bij meningsverschil moet weliswaar door stemming worden beslist, maar een minderheid, welke zich overstemd voelt, heeft het recht van beroep en daarin komt het democratische karakter van deze instelling tot uiting. Het belangrijkste is echter, zoals de voorzitter bij de herdenking; verklaarde, dat aan de beoordeling van de films in de onderscheiden commissies niet bepaalde door de afzonderlijke vertegenwoordigde groepen of instellin gen ontwikkelde richtlijnen ten grondslag liggen, maar dat geval voor geval wordt getoetst aan de hand van de door de FSK aanvaarde en door de in een tienjarige prac- tijk beproefde normen. Het is bekend, dat de Bondsminister van Economische Zaken, Ehrhard, de Duitse film nooit heeft willen steunen en altijd verklaard heeft, dat de beste remedie tegen de financiële kwalen van het bedrijf is het aanpassen van de toegangsprijzen aan de productiekosten. Daarbij zag hij. zoals zoveel gezagdragers gemakshalve plegen te doen wanneer zij bepaalde problemen uit de weg willen gaan. over het hoofd, dat, indien men het filmbedrijf wil zien als een industrie, men het dan ook niet zwaarder dient te belasten dan andere industrieën, daar anders de staat de regeling van vraag en aanbod zowel direct als indirect ten nadele beïnvloedt. Bij besprekingen met Bondsminister Ehrhard hebben de vertegenwoordigers van het Duitse filmbedrijf er herhaal delijk op gewezen, dat de fiscale heffingen te zwaar druk ken op een bedrijf, dat, naar erkend moet worden, grote risico's loopt. Waarschijnlijk is ook niet zonder invloed geweest het feit, dat de regeringen van de landen waar het filmbedrijf zwaar door de televisie is getroffen, met name de Ver enigde Staten en Engeland, dit bedrijf aanzienlijke ver lichtingen hebben toegestaan. Maar hoe het ook zij, de berichten in de dagblad- en de vakpers, die in de loop van September en October verschenen, lieten er geen twij fel over bestaan, dat Minister Ehrhard zijn inzicht op dit punt thans principieel gewijzigd heeft, aangezien hij de Ministers van Economische Zaken van de Bondslanden op een op 9 October j.1. gehouden conferentie dringend ver zocht heeft in hun Ministerraden een belangrijke verlaging van de vermakelijkheidsbelasting op filmvoorstellingen te bevorderen. Hij motiveerde dit met de verslechterde eco nomische situatie van het filmbedrijf door de terugloop in het bioscoopbezoek, welke, ook naar de mening van Ehrhard, niet op de laatste plaats toe te schrijven is aan de uitbreiding van de televisie. Voorts blijkt uit de persberichten duidelijk, dat de be voegde regeringskringen te Bonn de vermakelijkheids- belastingheffing op filmvoorstellingen in wezen ,.als ver ouderd" beschouwen Aangezien de vermakelijkheidsbelasting niet valt onder de competentie van de Bondsregering en uitsluitend eigen zaak van de Bondslanden en de gemeenten is. worden aan het initiatief van de Bondsregering, zowel uit politiek als grondwettelijk oogpunt bepaalde grenzen gesteld. Welis waar heeft de vorenvermelde conferentie van de Ministers van Economische Zaken met belrekking tot de onderhavige kwestie geen concrete resultaten opgeleverd, maar toch legden de dagbladen de nadruk op het feit. dat er voor de eerste maal tussen Bonn en de Bondslanden officieel over het probleem van de vermakelijkheidsbelasting met betrekking tot de film beraadslaagd is. 16

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 17