Sedert 1952 is het Hoofdbestuur van de Bond in samen
werking met de plaatselijke exploitanten in de weer ge
weest om verlaging te verkrijgen van de vermakelijkheids-
belasting voor de bioscopen te Enschede. Er is een serie
conferenties aan te pas gekomen met de exploitanten ter
plaatse, met de opeenvolgende wethouders van financiën
en met de raadsfracties. Soms is de strijd hoog opgelaaid.
De bioscopen ter plaatse zijn zelfs een tijd gesloten ge
weest en ook de pers liet zich niet onbetuigd. Tot twee
maal toe deden Burgemeester en Wethouders een voorstel
tot herziening van het bestaande tarief en evenzovele ma
len werd het door de Raad zij het dan met een krappe
meerderheid verworpen op gronden, die meer emotio
neel dan zakelijk waren, meer een politiek en levensbe
schouwelijk karakter droegen, dan dat zij de billijkheid
in acht namen, welke richtsnoer behoort te zijn bij het op
leggen en de verdeling der gemeentelijke lasten. Van enig
begrip voor de positie en de taak der bioscoop in het be
stel van ontspanning en vermaak in een industriestad
harder nog dan elders nodig is bij een groot aantal
leden van de Enschedese Raad maar weinig gebleken.
Slechts toen er op een gegeven ogenblik ernstig over ge
dacht werd om het bioscoopbedrijf ter plaatse voor lange
tijd een zodanige reorganisatie te doen ondergaan, dat met
handhaving van de filmvoorziening van het publiek de
gemeentelijke revenuen de opbrengst van een billijke hef
fing niet zouden overschrijden, vond men de bioscoop van
voldoende betekenis om er zich boos over te maken en de
tot het uiterste gedreven exploitanten en hun organisatie te
verwijten de zaak op de spits te drijven.
Intussen heeft nader contact met de Raad veel geapai
seerd en veel van de belangen der bioscopen bij een billij
ke heffing duidelijk gemaakt. Een en ander heeft er toe
geleid, dat, nadat nogmaals bijkans een jaar moest wor
den gewacht, de Raad en dit keer zonder voorstel van
Burgemeester en Wethouders, welk college, zoals terecht
op grond van het verleden verwacht mocht worden, zich
van praeadvies onthield overstag ging; met 22 tegen 17
stemmen werd het tarief voor bioscopen tenslotte bepaald
op 25 uniform. Faciliteiten voor artikel 1-films en Ne
derlandse films konden er niet af en uit de vrij summiere
verslagen van de Raadszitting in kwestie is niet duide
lijk geworden of sommige leden niet van een verdergaande
Met gemengde gevoelens