Verdere ontwikkeling van internationale eontaeten Het eer§te optreden van het B.I.C. Een Frans memorandum Tegen het einde van het afgelopen jaar heeft het inter nationale organisatorische contact tussen de filmbedrijven in de onderscheiden landen enerzijds en tussen deze inter nationale organisaties die de vier bedrijfstakken van het filmwezen vertegenwoordigen en de organen van de Europese Economische Gemeenschap (E.E.G.) ander zijds zich verder ontwikkeld. Zoals bekend had de op 14 April 1959 in het kader van het Europese Parlement van de E.E.G. geconstitueerde Parlementaire Groep voor de Film te Ve netië op 4 September onder leiding van haar Voor zitter, Enrico Carboni, een hearing gehouden aangaande de huidige vraagstukken van het filmbedrijf in de zes Euromarktlanden. De gedelegeerden van de bedrijfs organisaties van het filmwezen hadden bij deze gelegen heid gezamenlijk een aantal aanbevelingen ter kennis ge bracht van de Parlementaire Groep voor de Film, die deze, de unanieme mening van de exploitanten- en pro ducentenorganisaties vertegenwoordigende, aanbevelingen einde September in haar eerste plenaire zitting te Straats burg heeft bestudeerd. Inmiddels waren op 10 September te Wenen de Inter nationale Unie van Bioscoopexploitanten (U.IJE.C.) en de Internationale Federatie van Verenigingen van Film producenten (F.LA.P.F.) bijeengekomen ter gezamen lijke beraadslaging over gemeenschappelijke problemen, welk beraad resulteerde in het besluit tot het instellen van een gemeenschappelijk orgaan voor de onderscheiden sectoren van liet filmwezen in de vorm van een Bureau International du Cinéma (B.I.C.). Dit Bureau werd op 6 November opgericht tijdens een te Parijs gehouden bijeenkomst, waaraan, behalve door de beide reeds ge noemde internationale organisaties, ook werd deelgeno men door de Internationale Federatie van Verenigingen van Filmverhuurders F.I.A.D.F.) en de Internationale Bond van Filmtechnische Industrieën (Cl.Ï.T.C.) Volgens het besluit van deze constituerende vergade ring heeft een delegatie van het B.I.C, bestaande uit de heren Trichet (U.I.E.C), Schwarz (F.I.A.P.F.) en Dasson- ville (C.I.I.T.C.). geassisteerd door de heren Jauniaux en Annez als vertegenwoordigers van de Belgische produ centen- en exploitantenorganisaties, op 9 November d.a.v. een onderhoud gehad met het Bestuur van de E u r o- pese Parlementaire Groep voor de Film te Brussel. De delegatie werd ontvangen door de Italiaan se Senator Enrico Carboni en de Franse Senator Edward Corniglion-Molinier, respectievelijk Voorzitter en Vice- Voorzitter van de Groep. Namens het B.I.C heeft de dele gatie bij deze gelegenheid mededeling gedaan van de op richting van dit gemeenschappelijke orgaan, waarmede een eerste werkelijke stap is gezet naar een effectieve internationale samenwerking en het thans mogelijk is ge worden het contact met de bevoegde instanties over be paalde vraagstukken, voorzover zulks door de leden-orga- nisaties gewenst wordt, aan een representatief lichaam toe te vertrouwen. Vervolgens gaf de delegatie een uiteenzetting over de motieven, welke er toe geleid hebben, dat de in het B.I.C vertegenwoordigde organisaties besloten hebben als eerste en meest dringende kwestie onder de aandacht van de supranationale en internationale instellingen te brengen de noodzakelijkheid van een spoedige en doeltreffende interventie op het gebied van de belastingen, teneinde aan de film de economische mogelijkheden te verschaffen, die nodig zijn om haar taak in het maatschappelijk leven en in het bijzonder ook als expressiemiddel en verbindings element tussen de volkeren te blijven vervullen. Tenslotte bracht de delegatie aan de Parlementaire Groep ter ken nis de door de onderscheiden organisaties met algemene stemmen op de constituerende vergadering van het B.I.C aangenomen motie, waarin het voorgaande tot uitdruk king is gebracht. Het Bestuur van de Europese Parlementaire Groep voor de Film heeft de delegatie daarop verzekerd bij de bevoegde autoriteiten te zullen interveniëren, opdat de wensen van het B.I.C in overweging zullen worden ge nomen. 'Enkele dagen later, namelijk op 14 November, heeft de Franse Vice-Voorzitter van de Groep, de heer Corniglion- Molinier, te Parijs de vertegenwoordigers van het Franse filmbedrijf bijeengeroepen voor een hearing op nationaal niveau, waaraan onder meer werd deelgenomen door de heren Frogerais, Lourau, Sallard, Trichet, Weil-Lorac, Delafon, Hamelin, David, Jenger (Afdeling Frankrijk van de U.E.T., de Europese Unie van Film- en Televisie werkers) en Degand van het Centre National de la Ciné- matographie (het overkoepelende overheidslichaam van het Franse filmwezen). Gezien de veelheid van vraagstuk ken, welke zich voordoen met betrekking tot de integratie van het filmwezen in de Europese Economische Gemeen schap, werd besloten om op de eerste plaats aan de nieuwe directeur-generaal van het Centre National de la Cinémato- graphie, de heer Fourré-Cormeray, het verzoek te rich ten het Centre te belasten met de bijzondere taak het onder zoek en de bestudering van de Europese filmvraagstukken te coördineren en op de tweede plaats om inmiddels een overzicht van deze problemen samen te stellen en aan de heer Corniglion-Molinier voor te leggen. Op basis van een voorlopig rapport van de heren Hame lin en Degand is enige dagen later door het verbindings bureau van de Franse bedrijfsorganisaties (Bureau de Liaison des Industries Cinématographiques Francaises) en de Franse Afdeling van de U.E.T. een memorandum op gesteld, dat op 20 November 1959 door de organisaties van werknemers en werkgevers werd aanvaard. Dit Franse memorandum is daarop overhandigd aan de Europese Par lementaire Groep voor de Film te Straatsburg, die het, al thans volgens de in de Britse en Franse vakpers versche nen berichten, als een werkbasis zou hebben geaccepteerd. Volgens deze mededelingen zou het memorandum, reke ning houdende met het zogenaamde Verdrag van Rome het Euromarktverdrag de internationale conventies (auteursrechten, nabuurrechten) enz. uitgaan van het standpunt, dat de nieuwe Franse maatregelen ter onder steuning van het filmbedrijf (zie het artikel „De situatie in het Franse Filmbedrijf" elders in dit nummer) niet in De Film in de E.E.G*

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 8