Jaarrekening en Balans Begroting Breda pas na drie jaar koninklijk werd goedgekeurd, zoals in het jaarverslag is vermeld. Tenslotte wees de heer Alter erop, dat in het jaarverslag over 1958 geschreven is over de onbevredigende situatie, die voor het film- en bioscoop bedrijf is ontstaan ten gevolge van het feit, dat via de televisie films in openbare gelegenheden als café's, restau rants en dergelijke worden uitgezonden zonder dat men zich houdt aan de voorschriften terzake van de heffing van de vermakelijkheidsbelasting en de filmkeuring. Het jaarverslag over 1959 zwijgt daarover echter geheel. De heer Alter vroeg zich af, of men daaruit mag concluderen, dat het Hoofdbestuur zich hierbij heeft neergelegd. De heer Alter bracht voorts hulde aan de Bondsdirec teur, de heer Bosman, en zijn medewerkers voor de wijze, waarop het verslag over 1959 is samengesteld. In zijn antwoord stelde de Voorzitter, dat er wat betreft de EEG op vele terreinen ongerustheid is ontstaan. Het Hoofdbestuur is reeds geruime tijd op de hoogte van de ontwikkelingen op dit gebied. Dat is ook de reden ge weest, waarom het Hoofdbestuur destijds onmiddellijk de uitnodiging heeft aanvaard van de Europese Parlementaire Groep voor de Film om deel te nemen aan een hearing te Venetië over de huidige vraagstukken in het filmbedrijf van de zes Euromarktlanden. Een eerste gevolg daarvan is geweest, dat contact is opgenomen met het Nederlandse Kamerlid, dat deel uitmaakt van de Parlementaire Groep voor de Film. Dit heeft een volledig begrip opgeleverd voor de wensen en moeilijkheden van het Nederlandse filmbedrijf. Het Hoofdbestuur heeft daarbij uiting gegeven aan de vrees, dat de belangen van het Nederlandse film wezen zouden worden opgeofferd. De Voorzitter zegde toe, dat het Hoofdbestuur de belangen van de exploitanten zo goed mogelijk zal blijven behartigen. Wat betreft het lange uitblijven van de koninklijke goedkeuring op het raadsbesluit van Breda tot verminde ring van de vermakelijkheidsbelasting deelde de heer Mie- dema mede, dat het hier een leemte in de wet betreft, waaraan niets te veranderen is. Ten aanzien van de televisie in café's en restaurants verklaarde de Voorzitter, dat het Hoofdbestuur zich niet bij de huidige situatie heeft neer gelegd doch getracht heeft een uitspraak van de bevoegde autoriteit te krijgen, die als het ware geprest is om een houding aan te nemen. Daarin is men echter nog niet ge slaagd, temeer omdat men ook de juiste rechtsvorm op het ogenblik nog niet ziet. Ook de Voorzitter bracht tenslotte de Bondsdirecteur en zijn medewerkers dank voor de wijze, waarop het jaar verslag was samengesteld en uitgevoerd, waarna dit werd goedgekeurd. Namens de Commissie van Rapporteurs, waarin mede zitting hadden de heren C. van Liere te Goes en H. Zon dervan te Leeuwarden, bracht de heer Alter vervolgens verslag uit over de Rekening en Verantwoording van het financieel beheer en de Balans over 1959. Daarbij wees hij er onder meer op, dat over 1959 aan contributies is ontvangen 778.738,55 tegen 897.062,30 over 1958, een vermindering met 118.323,75. Wat betreft de uit gaven constateerde de Commissie rekening houdende met de invloed van de viering van het veertigjarig jubi leum en de filmweken te Den Haag en Arnhem, dat in 1959 er een lastenvermindering is geweest van 11.006,27. De meerdere kosten van het Bondsorgaan zijn onder andere het gevolg van de speciale uitgave van een film- weeknummer 1959, terwijl bovendien in 1959 drie num mers méér werden uitgegeven dan in 1958. Ook is de oplage aanzienlijk gestegen ten gevolge van de vele ver zoeken van verschillende rijks- en andere instellingen om meerdere exemplaren te mogen ontvangen. De oplage is in de laatste jaren gestegen van 850 tot 1100. Bij het Hoofdbestuur bestaat een ernstig streven om te geraken tot nog verdere verantwoorde bezuinigingen in 1960, met het doel de lasten van de organisatie naar ver mogen te verlichten. In dit verband vestigt de Commissie onder andere de aandacht in het bijzonder op de post uitgaven filmverzekering, die nog mogelijkheden biedt tot lagere uitgaven. Ten aanzien van de Balans heeft de Commissie van Rapporteurs inlichtingen gevraagd omtrent de nieuwe aan schaffingen. Gedurende 1959 werd de Bondsadministratie verder gemechaniseerd door de aanschaffing van een gro tere boekhoudmachine, onder andere voor het verstrekken van de driemaandelijkse gegevens aan de leden omtrent de gang van zaken in het bedrijf. Aangeschaft werd een Bur- roughs boekhoudmachine waarmede een bedrag van 26.320,gemoeid was. De aanschaffing van een Holle rith boekhoudmachine achtte het Hoofdbestuur wegens de hoge prijs niet verantwoord. Verder werden aangeschaft twee rekenmachines en een schrijfmachine. De Bondsvoorzitter dankte de Commissie van Rappor teurs voor de uitstekende wijze, waarop zij haar omvang rijke arbeid had verricht, waarna de Balans per 31 Decem ber 1959, die sloot met een totaalbedrag van 4.106.371,27 en de Rekening en Verantwoording van het financieel be heer over 1959, die sloot met een totaal van 683.166,85, zonder hoofdelijke stemming werden goedgekeurd. Ook de rekeningen van de Afdelingen verkregen de goedkeu ring van de vergadering. Bij de behandeling van de Begroting voerde de heer Alter eveneens het woord, zij het nu niet al lid van de Commissie van Rapporteurs, doch als individueel lid. Hij sprak daarbij mede namens de heren C. van Liere te Goes en H. Zondervan te Leeuwarden, die ook deel uitmaakten van de Commissie van Rapporteurs. De heer Alter bracht onder de aandacht van de vergadering, dat het Hoofd bestuur verklaarde een toeneming van de post „Ont vangsten Commissies Nieuwe Zaken" te verwachten, maar niettemin geringere ontvangsten heeft geraamd dan in het jaar 1959. Hij achtte deze opvatting niet juist: voor iedere begroting dienen als leidraad te gelden de ontvangsten, respectievelijk uitgaven van het afgelopen jaar en niet de begrotingscijfers van dat jaar. Na enige discussie werd de begroting vervolgens ongewijzigd vastgesteld. Het voorstel van het Hoofdbestuur om gedurende een tijdvak van drie jaren uit het kapitaal van de Weerstands- kas jaarlijks een bedrag van 300.000,te bestemmen voor een actie tot stimulering van het bioscoopbezoek lokte eveneens een discussie uit. Zowel van de zijde van de Bedrijfsafdeling Filmverhuurders als van de zijde van de Bedrijfsafdeling Filmfabrikanten en Filmproducenten, die beide in hun jaarvergaderingen het voorstel van het Hoofdbestuur hebben besproken, alsook van de zijde van de individuele leden werden bezwaren tegen het voorstel aangevoerd. Deze bezwaren betroffen zowel het voornemen van het Hoofdbestuur om gelden te putten uit de Weerstandskas als het feit, dat men om een beslissing wordt gevraagd zonder dat het Hoofdbestuur een concreet en uitgewerkt 8

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 10