Vertegenwoordiging van het Hoof dbes tnu r Koninklijke onderscheidingen Verkiezing Hoofdbestuursledeii plan heeft voorgelegd. Over het algemeen was men wel de mening toegedaan, dat een collectieve campagne moet worden toegejuicht. Van verschillende zijden werd ervoor gepleit om de Weerstandskas onaangetast te laten en voor de financiering van een eventuele campagne over te gaan tot een tijdelijke verhoging van de contributie. Ook zou men de beslissing over het voorstel willen aanhouden tot op het ogenblik, dat het Hoofdbestuur wel in de gelegen heid zou zijn om een gedetailleerd plan aan de vergadering voor te leggen. De Voorzitter, die uitvoerig op de gemaakte opmerkin gen inging, zei, zich te kunnen voorstellen, dat het voorstel met een zekere reserve en tegenzin is ontvangen. Ook het Hoofdbestuur heeft zich zeer lang over dit voorstel be raden. Het uitstellen van de beslissing over dit voorstel heeft geen zin, want er kan geen twijfel over bestaan, dat het Hoofdbestuur in de volgende vergadering weer precies hetzelfde standpunt zou innemen. Het Hoofdbestuur gelooft, dat het psychologisch niet juist is om op dit ogenblik over te gaan tot een verhoging van de contributie, omdat van de leden al meer ge- eist wordt uit hoofde van de noodzakelijkheid om het bedrijf op de hoogte van de tijd te houden. Het moet vooral voor de leden in deze moeilijke tijd een morele steun zijn om te weten, dat zij door de organisatie worden gesteund met behulp van het geld, dat in goede tijden is opgespaard om een positie van weerstand te kunnen scheppen. Het Hoofdbestuur heeft met dit voorstel de vergadering niet voor een fait accompli willen stellen. De Voorzitter heeft persoonlijk het gevoel, dat dit voorstel zo spoedig mogelijk tot uitvoering moet komen. Hij zegt nogmaals toe, dat een eventueel plan tezijnertijd ter beoordeling aan de drie afdelingen van de bond zal worden voorgelegd. Dleze zullen volledig in de gelegenheid worden gesteld om hun licht over dit plan te laten schijnen. Verder kan het Hoofdbestuur naar zijn mening niet gaan. Nadat in tweede instantie nog van verschillende zijden opmerkingen zijn gemaakt, waarbij de heer C. van Willi gen namens de Afdelingsraad volledige instemming met het voorstel heeft betuigd, wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Bij de verkiezingen voor het Hoofdbestuur werden de periodiek aftredende leden, de heren H. S. Boekman te Amsterdam, directeur van de N.V. Filmtrust en de N.V. Filmproductie Maatschappij „Amsterdam" en A. F. Wolff te Utrecht, exploitant van het City Theater te Utrecht en andere bioscopen en directeur van de N.V. Utrechtse Filmonderneming Ufio, bij enkele candidaatstelling her kozen. In de vacature, ontstaan door het aftreden van de heer M. Desmet te Eindhoven, die niet voor herverkiezing in aanmerking wenste te komen, werd, eveneens bij enkele candidaatstelling, voorzien door de benoeming van Drs. J. A. M. Bouts, firmant van de Firma Bouts en Putzeist, exploiterende het Roxy Theater te Geleen en andere bio scopen. De Voorzitter wenste de heer Bouts geluk met zijn benoeming. Hij sprak het vertrouwen uit, dat de heer Bouts zich spoedig in zijn nieuwe functie thuis zal voelen en dat er met hem een prettige en vruchtbare samen werking zal groeien. Het nieuwe Hoofdbestuurslid dankte vervolgens voor het in hem gestelde vertrouwen. Hij is ervan overtuigd, dat het aanvaarden van deze functie het streven inhoudt om in het Hoofdbestuur alles te doen wat in zijn vermogen ligt om zijn functie zo goed mogelijk te vervullen. Met enkele welgekozen woorden richtte de heer Miedema zich daarop tot de heer Desmet. Het Hoofdbestuur be treurt zijn heengaan uit het College ten zeerste. De heer Desmet heeft vele jaren zijn beste krachten gewijd aan de arbeid van het College. Na de oorlog nam hij zitting aan de tafel van het Hoofdbestuur, waar men hem als een zeer trouw bezoeker van de vergaderingen maar enkele keren heeft gemist. De heer Desmet heeft zonder op de voorgrond te willen treden steeds een bijzondere plaats in het College ingenomen, zonder welke men zich het Hoofd bestuur nauwelijks kan voorstellen. De Bondsvoorzitter sprak de hoop uit, dat de scheidende functionaris nog vele jaren als Voorzitter van de Afdeling Het Zuiden werkzaam zal mogen zijn. Dat de vergadering geheel met deze woorden van lof instemde bleek uit de indrukwekkende ovatie, die de heer Desmet werd gebracht. Het scheidende Hoofdbestuurslid bracht de vergadering tenslotte met enige woorden dank. Op voorstel van de Afdeling Het Zuiden besloot de vergadering om de jaarvergadering in 1961 te houden in 's-Hertogenbosch. Na de rondvraag, waarbij enkele leden de gelegenheid aangrepen tot het stellen van vragen, sloot de Bondsvoor zitter laat in de middag de vergadering met een woord van dank aan de leden. Het nieuwe Camera Theater te Groningen van de heer A. F. Wolff werd op Donderdag 24 Maart 1960 op fees telijke wijze geopend. Deze opening werd bijgewoond door de Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, en onderscheiden leden van het Hoofdbestuur, dat eveneens door een prachtig bloemstuk van zijn belangstelling had laten blijken. Ook de Bonds directeur, de heer J. G. J. Bosman, en de Adjunct-Direc teur, de heer H. W. Hagenberg, waren bij deze plechtig heid aanwezig. Een week later, op Donderdag 31 Maart, opende de heer Wolff te Groningen onder grote belangstelling het Studio Theater. Het Hoofdbestuur was hierbij vertegen woordigd door zijn Vice-Voorzitter, de heer H. S. Boek man, en zijn Secretaris, de heer R. Uges. De buitengewone Nederlandse Staatscourant van Za terdag 30 April j.1. vermeldde onder meer de volgende benoemingen L. W. R. Meyer, wonende te Amsterdam, directeur van de N.V. Ufa-Filmex, aldaar, tot ridder in de orde van Oranje-Nassau; P. M. Buis, wonende te Hilversum, adjunct-directeur van de N.V. Filmfabriek Profilti, aldaar, tot ridder in de orde van Oranje-Nassau. Aan de vele gelukwensen, welke de heren Meyer en Buis ter gelegenheid van de hun verleende Koninklijke onderscheidingen hebben bereikt, voegen wij gaarne de onze.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 11