HIP ontzaglijke morele steun hebben gegeven. Voor de heer Bosman en zijn gezin zijn er drie zeer moeilijke jaren gevolgd. Op de moeilijkheden van die sombere dagen wilde de Bondsdirecteur niet verder ingaan. Hij memoreerde met dankbaarheid zijn voorganger, de heer A. de Hoop. Hij herinnerde voorts aan de nauwe contacten, die er beston den met de heren Miedema, Roem, Strengholt, Uges, Van Roven, Groen en Van Leen. Er is toen hard gewerkt aan de voorbereiding van het Bondswerk na de oorlog. Op het ogenblik, dat de Bevrijding aanbrak, was er dan ook nog een Nederlandsche Bioscoop-Bond, die onmiddellijk weer aan de slag kon gaan. De bezetter had namelijk de fout gemaakt om te vergeten de Bond op te heffen. Dank zij het voorbereidende werk in de oorlogsjaren kon reeds op de eerste dag van de Bevrijding een circulaire aan de leden gezonden worden. „Wanneer ik nu de hele na-oorlogse ontwikkeling over zie", zo vervolgde de heer Bosman, „dan kan ik niet an ders doen dan u allen dank brengen. Het contact, dat ik met het Hoofdbestuur heb onderhouden, heeft het werk steeds buitengewoon boeiend gemaakt. Vandaag richt u de schijnwerpers op mij. Maar ik heb het werk niet alleen gedaan. Wanneer er wat is gebeurd, dan is het gebeurd omdat deze organisatie een gelukkige hand heeft gehad in de keuze van zijn Bestuurders, omdat deze organisatie in het algemeen de juiste mensen op de juiste plaatsen heeft weten te zetten. Dan is dat gebeurd, om dat er een wisselwerking was tussen de functionaris op het Bureau met zijn medewerkers en de besturende Col- Dankbaar betoonde de heer Bosman zich ook voor het feit, dat men nooit van hem heeft verlangd, dat hij een blad voor de mond nam. Er is vaak heftig maar oprecht gediscussieerd. Dat was een boeiende tijd. Want het is ten slotte toch mooi om uit de grote verschillen, die in zo een bedrijf schuilen, juist door de samenwerking van al deze takken iets tot stand te kunnen brengen. Na ter ver gelijking even de moeilijkste vraagstukken, welke zich bij het filmwezen in het buitenland op organisatorisch gebied voordoen, te hebben aangestipt, vraagstukken, waarvoor men in ons land dank zij de samenwerking van de onderscheiden bedrijfstakken in één organisatie soms even eigen als oorspronkelijke oplossingen heeft weten te vinden, concludeerde spreker, dat het eigenaardige en tegelijk boeiende van dit bedrijf is, dat men eigenlijk altijd weer opnieuw moet beginnen. „Toen ik vijfentwintig jaar geleden kwam", aldus de heer Bosman, „was er een nieuw begin. Dat was de ordening van het bedrijf in de crisistijd. Nu staat de Bond voor een soortgelijke moei lijkheid, namelijk een herordening, een hergroepering van het bedrijf, onder uiterst moeilijke omstandigheden." De heer Bosman verklaarde niet te geloven in de la mentatie van degenen, die voor het filmbedrijf geen toe komst meer weggelegd zien. Hij baseert deze opvatting op de indicaties, welke zich in het buicenland voordoen en ook op de betekenis van de audio-visuele middelen in de amusementsbehoeften van het volk. „Ik geloof", zo merkte de Bondsdirecteur op. „dat het audio-visuele mid del een belangrijk element blijft in de uitgaans- en ont spanningsbehoeften van het volk. Het zal moeilijker voor ons worden en het zal anders voor ons worden. Wij zul- De Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, spreekt de heer Bosman toe in de buitengewone vergadering van het Hoofdbestuur. i leges vffiÏÏ&

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 19