Academische Film studiedagen Filmpedagogische Leergang Regeling der lessen Inschrijving praktische werkstukken in de vorm van een scenario, draaiboek of korte film. Het leerprogramma in de afdeling „Filmhandel" omvat de volgende vakken: 'Economische principes van het filmwezen (pr jductie- kosten, financiering, distributiesystemen, marktana lyse, bioscoopprogrammering e.d.) wets- en rechts- kennis betreffende het film- en bioscoopwezen (film keuring, gemeentelijke verordeningen, auteursrechten, licenties e.d.) organisatie en techniek van de film handel (aankoop en verhuur van films, booking filmroulatie) organisatie en inrichting van een bio scoopbedrijf; psychologische en sociologische aspec ten van film en bioscoop (motieven voor het bio scoopbezoek, typologie van het bioscooppubliek, plaats en betekenis van film en bioscoop in de samen leving), geschiedenis van film en bioscoop, inleiding tot de filmesthetiek, stijlen en richtingen in de film kunst. Als algemene vakken worden bovendien gedo ceerd: sociologie, public relations en reclamekunde. De tentamen- en overgangsexamenregeling is dezelfde als die voor de leergangen „Scenarioschrijven en draai boektechniek" en „Camera en montage". De p r a k t ij k- s t a g e na afloop van het eerste cursusjaar wordt gelopen bij een filmverhuurkantoor of een bioscooponderneming. Het eindexamen bestaat uit een theoretisch deel en een werkstuk. Het werkstuk bestaat uit een beschouwing over een door de examencommissie aan te wijzen film, waarbij de economische mogelijkheden, artistieke verdien sten, aantrekkingskracht voor een bepaalde groep van het publiek, te voeren reclame etc. geanalyseerd moeten worden. De lessen worden gegeven tijdens de eerste vier dagen van de week. Op sommige dagen zijn er ook 's avonds enkele lessen. Het definitieve rooster wordt bij het begin van het cursusjaar bekend gemaakt. De tijden waarop er geen lessen zijn, zijn in het algemeen bestemd voor het uitwerken van de opdrachten die door de docenten ver strekt worden, voor het zien van belangrijke films en voor zelfstudie. Voor dit laatste kan de cursist gebruik maken van de bibliotheek van de academie. Buiten de eigenlijke lessen worden er vooral in het tweede cursusjaar regel matig werkbijeenkomsten gehouden, waarin de cursisten in teamverband praktische oefeningen verrichten. Men kan zich voor een van de drie leergangen aanmel den door invulling en opzending van een bij het Film instituut aan te vragen aanmeldingsformulier. Candidaten die aan de toelatingseisen voldoen, ontvangen tijdig een oproep om deel te nemen aan het toelatingsexamen, dat begin September zal worden afgenomen, en tevens een boekenlijst, waaruit een tweetal boeken moeten worden gekozen die men voor het toelatingsexamen bestudeerd dient te hebben. Het cursusgeld bedraagt 200,per jaar, betaalbaar in twee termijnen van 100,waarvan de eerste betaald moet zijn vóór het begin van het studiejaar. Bovendien is een inschrijfgeld van 10,verschuldigd, dat voldaan moet zijn vóór het toelatingsexamen. In enkele zeer speciale gevallen is het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen bereid een studie beurs te verstrekken. Met redenen omklede aanvragen daarvoor moeten tijdig worden ingediend. Het cursusjaar begint op Maandag 3 October 1960. Voor alle verdere inlichtingen wende men zich tot het Nederlands Filminstituut, Afdeling Nederlandse Filmaca demie, Nieuwe Doelenstraat 68, Amsterdam, telefoon: 020—64917. \oor de zevende maal organiseert het Nederlands Filminstituut in het najaar zijn jaarlijkse academische filmstudiedagen, ditmaal over het thema „De jonge generatie en de film". Dat gebeurt ditmaal niet, zoals vorige jaren, in Utrecht, maar in Leiden, en wel in samenwerking met de „Academische filmstudiekring: Salon Indien" van de Leidse studenten. Het ligt in de bedoeling, dat het algemeen thema van deze studiedagen vanuit drie verschillende gezichtspunten zal worden bekeken. De eerste dag zullen drie sprekers de vraag behandelen: Hoe staat de jonge mens van vandaag tegenover de film? Daarbij zal onder meer worden nagegaan in hoeverre de belangstelling van de hedendaagse jongeren ook in kwalitatief opzicht groter of kleiner is dan die van de oudere generatie, bij voor beeld van vóór de oorlog. Samenhangend hiermee is dan de kwestie, of er tegenwoordig een beter „klimaat" aanwezig is voor de ontwikkeling van de filmkunst en de filmcultuur dan voorheen. De tweede studiedag zal gewijd zijn aan een beschou wing van het onderwerpHoe worden in de hedendaagse film de relaties tussen ouderen en jongeren voorgesteld? En op de derde en laatste dag zal „De jonge generatie van filmers" onderwerp van bespreking zijn. Evenals vorige jaren zullen ook ditmaal drie buiten landse deskundigen worden uitgenodigd om samen met een aantal Nederlandse sprekers de inleidingen te ver zorgen. Om een meer intensieve gedachtenwisseling te bevorderen, zal er op elk van de drie dagen een forum discussie tussen inleiders en toehoorders worden gehou den. Voorts zullen de aan de orde gestelde thema's zoveel mogelijk met filmmaterial worden geïllustreerd. De studiedagen zullen plaats vinden op 2, 3 en 4 november. Het Nederlands Filminstituut en het Nutsseminarium voor Pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam zullen in october van dit jaar voor de derde maal een filmpedagogische leergang organiseren. Met deze leer gang beoogt men in de eerste plaats een bijdrage te leveren tot de vorming van diegenen, die in het onder wijs, het jeugdwerk, het maatschappelijk werk en de volksopvoeding met de film en in het algemeen met de visuele massamedia te maken krijgen. De relaties tussen film en opvoeding zijn velerlei. In de leergang worden deze relaties uitvoerig behandeld, maar er wordt tevens veel aandacht geschonken aan een algemeen-pedagogische vorming van de cursisten. De leerlingen volgen daartoe de colleges, die voor de leer gang M.O. Pedagogiek van het Nutsseminarium worden gegeven door prof. dr. H. C. J. Duyker, prof. dr. T. T ten Have, mej. dr. Rita Vuyck, prof. dr. A. P. de Groot, dr. M. van de Vall en prof. dr. J. G. Bomhoff. De colleges over film worden gegeven door drs. A. H. Sijmons, dr. J. B. Kipping, mej. dra. H. S. Muller, dr. W. A. 't Hart, drs. H. van Wieringen, H. Wielek, drs. W. de Vogel, A. Eygenhuysen en dr. J. M. L. Peters. Laatstgenoemde is tevens belast met de leiding van de filmpedagogische leergang. 23

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 25