Daling van bioscoopbezoek in Duitsland neemt af
van 1 Januari 1960 tot 31 December 1960 en zijn vertoond
in een normaal commercieel bioscooptheater voor rekening
van producent en bioscoopexploitant.
De film behoeft niet in de Verenigde Staten te zijn uit
gebracht; evenmin zijn Engelse voettitels vereist. Wanneer
echter een copie met Engelse voettitels beschikbaar is, zal
de Academy deze bij voorkeur ontvangen. Er zullen geen
copieën worden aanvaard met een dialoog in een andere
dan de oorspronkelijke taal. Ook al heeft de film echter
Engelse voettitels dan moet toch een korte samenvatting
van de inhoud in de Engelse taal aan de Academy worden
toegezonden.
Ieder land krijgt een uitnodiging om zijn beste film aan
de Academy in Hollywood voor te leggen. De keuze van
de beste film uit elk land dient te geschieden door een
groep of organisatie of door een jury of commissie, die is
samengesteld uit vertegenwoordigers van verschillende or
ganisaties op het gebied van film en bioscoop in dat land.
Uit elk land zal slechts één film worden aanvaard. Inzen
dingen voor de Award worden niet meer in behandeling
genomen, indien de films na Vrijdag 6 Januari 1961 in
Hollywood aankomen.
Alle buitenlandse films, die naar de Academy in Holly
wood worden gezonden, zullen worden vertoond voor een
speciale commissie voor de Foreign Language Film Award.
Nadat alle ingezonden films zijn vertoond zal de com
missie bij geheime stemming vijf daarvan aanwijzen om
voor de Award in aanmerking te komen. Deze films zullen
vervolgens worden vertoond voor alle leden van de Aca
demy in Hollywood op dezelfde wijze als dat het geval is
met alle andere films, die kandidaat zijn voor een Oscar.
Een geheime stemming, waaraan alle leden van de Aca
demy zullen deelnemen, zal dan tenslotte de film moeten
aanwijzen, die met de Award zal worden beloond.
Wanneer de vijf films, die kandidaat zijn gesteld voor
de Oscar voor de niet-Engels sprekende film. door de
speciale commissie van de Academy zijn aangewezen, zal
een vertegenwoordiger van elk van de vijf betrokken pro-
duktiemaatschappijen. aan te wijzen door die maatschap
pijen zelf, worden uitgenodigd om naar Hollywood te
komen, teneinde de uitreiking van de Oscars in April te
kunnen bijwonen. De Oscar voor de niet-Engels sprekende
film zal worden toegekend aan de film en niet aan een
individueel persoon.
In de 52 grote steden van West-Duitsland, die meer dan
honderdduizend inwoners tellen, waren aan het einde van
Juni 1959 1.700 bioscopen in bedrijf met 889.668 zit
plaatsen. Het bioscooppark nam in het daarop volgende
jaar met tien theaters af tot 1690 met 881.036 zitplaatsen
op 30 Juni 1960. Nadat per 30 Juni 1959 in vergelijking
met hetzelfde tijdstip een jaar eerder nog een toeneming
met 27 bioscopen te constateren viel, trad nu voor de eer
ste keer sedert de tweede wereldoorlog een, zij het ook
geringe, daling van het bioscooppark op. Aldus blijkt uit
een statistisch overzicht, dat de Spitzenorganisation der
Filmwirtschaft in West-Duitsland onlangs heeft gepubli
ceerd.
In de 52 in beschouwing genomen grote steden, die
gezamenlijk een bevolking hebben van 16,5 miljoen in
woners, viel in het eerste halfjaar van 1960 in vergelij
king met dezelfde periode van het vorige jaar, opnieuw
een achteruitgang in het bioscoopbezoek waar te nemen,
ook al was deze teruggang dan wat zwakker dan een jaar
tevoren. In het eerste halfjaar van 1959 werden in totaal
129,6 miljoen bezoekers geteld; in het eerste halfjaar van
1960 beliep het aantal bezoekers 114,3 miljoen, zodat er
dus sprake is van een achteruitgang van 11,8 procent.
De achteruitgang in het eerste halfjaar van 1959 ten op
zichte van dezelfde periode van het voorafgaande jaar
bedroeg echter 12,5 procent. Terwijl in het eerste half
jaar van 1959 het bezoek met 18,4 miljoen daalde be
droeg de achteruitgang in de eerste zes maanden van dit
jaar 15,3 miljoen. De verlangzaming van de dalende
tendens komt in deze cijfers duidelijk tot uitdrukking.
Met uitzondering van Munster, waar een toeneming van
het filmbezoek met 8,2 procent werd vastgesteld, bleven
in de grote steden van West-Duitsland de bezoekcijfers in
het eerste halfjaar van 1960 in meer of minder sterke
mate achter bij die van het jaar tevoren. In drie steden
(Bonn, Heidelberg en Oldenburg) werd in de verslag
periode een daling van minder dan vijf procent, in vijf
tien steden een daling van vijf tot tien procent, in achttien
steden een daling van tien tot vijftien procent en in vijf
tien steden een daling van vijftien procent en meer gere
gistreerd.
De sterkste achteruitgang lieten evenals het jaar
tevoren de grote steden in het Roergebied zien. Onder
de vijftien steden met de hoogste bezoekdaling (vijftien
procent en meer) bevonden zich behalve de elf grote
steden in het Roergebied voorts Saarbrücken, Hagen, Kiel
en Wilhelmshafen. Daarbij wees Saarbrücken, dat ten
gevolge van de economische eenwording met West-Duits
land een uitzonderingspositie inneemt, met een teruggang
van 33,7 procent het hoogste verlies aan. Men schrijft dit
voor een belangrijk deel toe aan de algemene inhaalvraag
van de bevolking van het Saargebied, die zich vooral ook
in de aankoop van televisietoestellen heeft gemanifes
teerd. Voor de voortdurend afnemende tendens van het
filmbezoek zou verder ook de televisie doorslaggevend
zijn geweest.
De SPIO heeft tevens een onderzoek ingesteld naar het
verloop van het bioscoopbezoek per maand in twintig
van de 52 grote Westduitse steden in het eerste halfjaar
van 1960. (Eind Juni waren in deze twintig steden 699 bio
scopen in bedrijf. Vergeleken met eind Juni 1959 is het
aantal bioscopen in deze steden met tien verminderd.
In de betrokken tien steden bedroeg het bioscoopbezoek
in het eerste halfjaar van 1960 in totaal 48.334.000 tegen
54.353.000 in de eerste helft van het vorige jaar, zodat
er dus een daling is opgetreden van 6.019.000 bezoekers,
hetgeen 11,1 procent uitmaakt.
In alle maanden van het eerste halfjaar van 1960 ble
ven de bezoekcijfers beneden de resultaten van hetzelfde
tijdvak van vorig jaar. In April deed zich het geringste
verlies voor, namelijk van 7,9 procent, terwijl zich vorig
jaar juist in deze maand de grootste daling manifes
teerde: 15,6 procent. Een relatief geringe daling liet ook
Januari zien met een achteruitgang van 8,3 procent.
Februari en Juni hadden respectievelijk met een daling
van 10,1 en 11,0 procent geringere verliezen dan dezelfde
maanden in 1959. Daarentegen vielen de resultaten van
de maanden Maart en Mei met respectievelijk een achter
uitgang van 15,6 en 13,5 procent sterker terug dan in de
zelfde maanden van het vorige jaar, toen de daling
respectievelijk 11,2 en 9,2 procent bedroeg.
20