bestelling van de goederen over te gaan generlei prijs heeft be dongen, dus bij voorbaat de door eiseres te berekenen prijs heeft geaccepteerd; dat overigens de voor de geleverde goederen berekende prijs aan de Commissie niet onredelijk voorkomt; dat de vordering van eiseres gegrond moet worden geacht en dat derhalve gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, alsmede in de geschilkosten, bedragende ƒ50,-; RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen een behoor lijk bewijs van kwijting te betalen het gevorderde bedrag ad ,-; VEROORDEELT gedaagde voorts tot betaling van de geschil- kosten, bedragende 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 31 oktober 1960. -----O----- De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis gewezen in zake: TECHNISCH BUREAU ZONNEVELD N.V., gevestigd te VELP, kantoor houdende aldaar aan de G. Hofkesweg 2, eiseres, contra N.V. BIOSCOOP EXPLOITATIE MAATSCHAPPIJ FRANS HALS, gevestigd te HAARLEM, aldaar kantoor houdende aan de Schoterweg 14, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen le den en donateurs van de Bond onderling: IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 20 september 1960 een geschil aan hangig heeft gemaakt contra gedaagde, van welk request een af schrift aan dit vonnis is gehecht en dat wordt beschouwd als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen om te ver schijnen op haar zitting, gehouden op woensdag, 12 oktober 1960 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luyken- straat 2 te Amsterdam dat aldaar zijn verschenen de heer H. S. Heshusius, gemach tigde van eiseres, alsmede de heer A. van Leeuwen, gemach tigde van gedaagde; dat de heer A. van Leeuwen namens gedaagde in hoofdzaak heeft verklaard, dat de vordering van eiseres van 2% van het bedrag van de factuur van eiseres no. 6408 d.d. 9 mei 1956 uitmaakt; dat gedaagde het volledige bedrag op voormelde factuur heeft betaald, voor contante betaling verminderd met 2 dat gedaagde steeds bij contante betaling 2 van het op de facturen van eiseres vermelde bedragen volgens afspraak heeft afgetrokken, over welke handelwijze eiseres nooit heeft gerecla meerd; dat het gedaagde zonderling voorkomt, dat nu de zaken van eiseres worden geliquideerd, eiseres na vier jaar op deze korting van 2 terug komt dat de heer H. S. Heshusius namens eiseres hierop ten ant woord heeft verklaard, dat op de facturen van eiseres niets wordt vermeld over het toestaan van een korting van 2 bij contante betaling; dat wel is vermeld, dat bij betaling na 14 dagen een rente van 6 's jaars is verschuldigd; dat, als eiseres één maal een korting van 2 heeft toegestaan, dit slechts een uitzondering is geweest; dat gedaagde ten onrechte eigenmachtig het op de voorgenoemde factuur vermelde bedrag heeft verminderd met 2 dat de heer Van Leeuwen namens gedaagde aan de Commissie heeft overgelegd drie facturen van eiseres, gericht aan gedaagde, respectievelijk genummerd en gedateerd: no. 6099 d.d. 22 juli 1955 ten bedrage van no. 6153 d.d. 23 augustus 1955 ten be drage van en no. 6381 d.d. 20 maart 1956 ten bedrage van dat gedaagde wegens contante betaling 2% van de factuurbedragen heeft afgetrokken; dat eiseres nimmer tegen deze aftrek bezwaar heeft gemaakt, waarin gedaagde een erken ning ziet van de gemaakte afspraak omtrent het verlenen van 2 korting bij contante betalingdat gedaagde derhalve het standpunt inneemt, dat de vordering van eiseres ongegrond is; dat de heer Heshusius namens eiseres hierin het bestaan van een afspraak, als door gedaagde bedoeld, heeft ontkend en daar aan heeft toegevoegd, dat eiseres bij haar vordering persisteert; OVERWEGENDE: dat eiseres donatrice en gedaagde lid is van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat, ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Reglement van deze Bond. alle geschillen tussen donateurs en leden van de Bond met uit sluiting van de burgerlijke r-echter zijn onderworpen aan de Bonds arbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrage-reglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger be roep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop- Bond dat tegenover eiseresses ontkenning van het bestaan van een afspraak tussen partijen terzake van het toestaan van 2 kor ting voor contante betaling staat het niet door eiseres betwiste feit, dat gedaagde deze korting ook op een drietal andere facturen van eiseres heeft toegepast zonder dat eiseres daartegen bezwaar heeft gemaakt dat, mede in aanmerking nemende het feit, dat eiseres eerst ruim vier jaar na betaling van haar factuur van 9 mei 1956 voor het eerst de afgetrokken 2 vordert, aangenomen moet worden, dat zulk een afspraak wel degelijk tussen partijen heeft bestaan, zoals uit de gedragingen van partijen trouwens blijkt; dat derhalve aan eiseres haar vordering als zijnde ongegrond be hoort te worden ontzegd met haar veroordeling in de arbitrage- kosten, welke zijn bepaald op 50, RECHT DOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID: ONTZEGT eiseres haar vordering; VEROORDEELT eiseres tot betaling van de geschilkosten, be dragende 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 31 oktober 1960. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis gewezen in zake: N.V KINOTECHNIEK, gevestigd te AMSTERDAM, kantoor houdende aldaar aan de Prinsengracht 530, eiseres, contra FIRMA LUXOR THEATER, firmanten Mevrouw F. de Kuyper- van Houten en Chr. de Kuyper, gevestigd te HAARLEM, kantoor houdende aldaar aan de Grote Houtstraat 139, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting onder meer van geschillen tussen le den en donateurs van de Bond onderling: IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 21 juni 1960 een geschil contra ge daagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat wordt beschouwd als hier te zijn ingelast dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen om te ver schijnen op haar zitting, gehouden op 12 oktober 19É0 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar verschenen is de heer W. J. Lammers, gemach tigde van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen en van haar generlei bericht van verhindering is ingekomen; dat de heer W. J. Lammers namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde herhaalde malen is aangemaand om te betalen, dat zij geen aanmerkingen heeft gemaakt op de bedragen, die in de verschillende facturen zijn vermeld; en dat zij overigens op generlei wijze op de aanmaningen heeft gereageerd en dat zij in mindering op het oorspronkelijk verschuldigde bedrag de som van heeft voldaan op 8 september 1959; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitrage-Reglement van de Bond alle geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbi trage, zoals die is geregeld in dat arbitr,-\gereglement dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage-college, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger be roep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop- Bond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de door eiseres ingestelde vordering, welke door de aan de Commissie overgelegde stukken wordt gestaafd, aan de Commissie niet ongegrond of onrechtmatig voorkomt; 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 31