Bioscoopbezoek in de Verenigde Staten blijft toenemen
E.E'G.-binnentarief weer met
tien procent verlaagd
De bruto-ontvangsten van de Amerikaanse bioscoop
bedrijven hebben volgens schattingen van het Amerikaanse
Ministerie van Handel in 1960 voor de tweede achtereen
volgende keer een toeneming te zien gegeven. De ontvang
sten hebben in 1960 bedragen 1.375.000.000 dollar, het
hoogste bedrag sedert 1951. Het Ministerie verwacht, dat
in het komende jaar de bruto-ontvangsten nog meer zullen
stijgen.
De ontvangsten over 1960 liggen 7,5 procent hoger dan
die van 1959, toen een bedrag van 1.278.000.000 dollar
de cassa's van de bioscooptheaters in de Verenigde Staten
binnenvloeide. De toeneming van de ontvangsten ging ge
paard met een stijging van het gemiddelde wekelijkse bio
scoopbezoek tot 44.000.000 ongeveer 2.000.000 boven
het gemiddelde van 1959.
Uit het overzicht, dat het Ministerie van Handel heeft
gepubliceerd, blijkt voorts, dat de Amerikaanse speel
filmproductie een aantal films van 165 tot 170 heeft op
geleverd. In 1959 werden in de Verenigde Staten nog 190
speelfilms geproduceerd. Op het gebied van de filmpro
ductie wordt voor 1961 geen stijgende ontwikkeling ver
wacht.
De vertoning van buitenlandse films in de Verenigde
Staten blijft ook een stijgende tendens vertonen. De ont
vangsten uit de vertoningen van buitenlandse films heb
ben een bedrag van omstreeks 215.000.000 dollar aan re
cettes opgebracht.
De totale kapitaalsinvesteringen in het Amerikaanse
film- en bioscoopbedrijf productiebedrijven, filmver-
huurbedrijven en theaters worden geraamd op
2.691.000.000 dollar, waarvan 93 procent in de biosco
pen is geïnvesteerd. In het Amerikaanse film- en bioscoop
bedrijf werken omstreeks 196.000 personen. Het aan loon
uitgekeerde bedrag beloopt ongeveer 715.000.000 dollar
per jaar.
Al vertoonde de speelfilmproductie een achteruitgang,
deze werd ruimschoots goedgemaakt doordat een toene
mend aantal van de geproduceerde films tot de groep van
de „colossals" behoren, die tegen hogere toegangsprijzen
worden vertoond.
Gedurende de eerste elf maanden van 1960 werden 150
speelfilms vervaardigd, waarvan vijftig door onafhanke
lijke producenten. Over dezelfde periode van 1959 be
droeg de speelfilmproductie 170.
Volgens een schatting van het Ministerie van Handel
telde het Amerikaanse bioscooppark aan het begin van
1960 16.103 theaters, waarvan 4.768 drive-ins (auto
bioscopen). Het aantal drive-ins heeft in de afgelopen
jaren steeds een stijgende lijn vertoond en neemt thans
ongeveer een vierde van de totale ontvangsten van het
bioscoopbedrijf voor zijn rekening.
Hoewel de consumptieve bestedingen in de Verenigde
Staten en in het bijzonder de uitgaven voor ontspan
ning in de afgelopen decennia een voortdurende groei
te zien hebben gegeven, vertoonden de bruto-ontvangsten
van het bioscoopbedrijf sedert 1947 een daling, waaraan
pas in 1954 een einde kwam. Tot 1956 deed zich een stij
ging in de recettes voor, maar in 1957 en 1958 was deze
reeds weer in een daling verkeerd. De toeneming in de
recettes, die de laatste twee jaren is geconstateerd, wordt
voor een deel toegeschreven aan een stijging van de ge
middelde toegangsprijs, al speelt uiteraard ook de toe
neming in het bezoek, zoals die zich in 1959 en 1960
heeft voorgedaan, een belangrijke rol.
Het geschatte gemiddelde wekelijkse bioscoopbezoek
van 44.000.000 over 1960 ligt nog steeds beneden het peil
van 1955Jot en met 1957, toen het gemiddelde wekelijkse
bezoek op 44.000.000—45.000.000 lag. In 1958 had zich
in het gemiddelde wekelijkse bezoek een daling voorge
daan tot 40.000.000. In 1959 was het bezoek weer toege
nomen tot gemiddeld per week 42.000.000.
Uit het overzicht van het Amerikaanse Ministerie van
Handel blijkt tenslotte, dat ongeveer 550 bioscooptheaters
in de Verenigde Staten uitsluitend buitenlandse films ver
tonen. De populariteit van in het Engels nagesynchroni
seerde buitenlandse films is in de laatste jaren aanzienlijk
gegroeid.
Het aanvankelijk opgestelde schema voor het vormen
van een Europese Economische Gemeenschap waarbij
zijn aangesloten België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Ne
derland en de Westduitse Bondsrepubliek is aanzienlijk
verkort. Met ingang van 1 januari zijn onder andere ten
aanzien van de tarieven van de invoerrechten de maatre
gelen van kracht geworden, die voortvloeien uit het op
13 mei 1960 genomen besluit tot versnelling van het tempo
bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het ver
drag tot oprichting van de Europese Economische Gemeen
schap.
Op alle industriële posten, dus ook op films, is het zo
genaamde binnentarief, dat van toepassing is op het on
derlinge verkeer tussen de E.E.G.-landen, opnieuw met
tien procent verlaagd. De binnentarieven voor belichte
films zijn bovendien nog iets verder verlaagd. Dit laatste
is geschied om deze tarieven op dezelfde hoogte te brengen
als de laagste tarieven, die gelden voor het verkeer met
de landen, die geen deel van de Europese Economische
Gemeenschap uitmaken.
De tarieven, die gelden in het handelsverkeer met de
niet-E.E.G.-landen, zullen een eerste aanpassing ondergaan
aan de te zijner tijd (op zijn vroegst in 1969, op zijn laatst
in 1973) in te voeren gemeenschappelijke buitentarieven.
In het algemeen is daarbij het verschil tussen het thans gel
dende tarief en tachtig procent van het uiteindelijke tarief
met dertig procent verminderd. Het buitentarief zal reeds
terstond worden toegepast, indien het minder dan vijftien
procent afwijkt van het op het ogenblik van toepassing
zijnde tarief.
Voorts zijn in bepaalde gevallen op de tarieven voor de
andere landen, met inachtneming van het uiteindelijke ge
meenschappelijke buitentarief, dezelfde extra verlagingen
toegepast als voor de landen van de Europese Econo
mische Gemeenschap.
17