Doorzending Tan films
en reclamemateriaal
Premie percentages 1961
Scenarioprijsvraag
Amsterdamsen Stndenten Corps
Herhaaldelijk bereiken het Bondsbureau klachten van
leden-exploitanten betreffende de doorzending van films
en reclamemateriaal. Wij vestigen daarom nogmaals de
aandacht van de leden-exploitanten op de artikelen 19 en
23 van de Algemene voorwaarden van verhuur en huur
van films, waarin de verplichtingen van de leden-exploi
tanten op het gebied van de doorzending van films en
reclamemateriaal duidelijk zijn omschreven.
De huurder is namelijk verplicht, wanneer niet anders
is overeengekomen, de films en het reclamemateriaal per
eerste gelegenheid na de laatste voorstelling, waarvoor zij
bestemd waren, door te zenden aan het adres of aan de
adressen, welke hem door de verhuurder zijn opgegeven.
Tenzij anders is overeengekomen geschiedt de verzending
steeds per spoor-franco-expresgoed.
De huurder is bovendien verplicht, wanneer hij de op
gave van het adres of de adressen niet tijdig van de ver
huurder heeft ontvangen, deze daarvan voor diens reke
ning telegrafisch kennis te geven. De filmverhuurder is
blijkens artikel 7 van de Bondsvoorwaarden altijd aan
sprakelijk voor tijdige levering van de film, dat wil zeg
gen, dat een exploitant, die een door hem gehuurde film
niet tijdig ontvangt, altijd de verhuurder voor de geleden
schade aansprakelijk kan stellen.
Als het gebeurde te wijten is aan een andere exploi
tant, die de instructies betreffende de doorzending niet
is nagekomen, of zich niet heeft gehouden aan de ver
zendingsvoorschriften van de Bondsvoorwaarden, dan kan
de filmverhuurder op zijn beurt die exploitant aansprake
lijk stellen. Herhaalde malen zijn dergelijke zaken door de
Commissie van Geschillen behandeld en de uitspraken
in deze zaken zijn steeds in het Bondsorgaan gepubliceerd.
In al deze gevallen zijn de schuldigen tot schadevergoe
ding veroordeeld.
De leden-exploitanten, die thans gedupeerd worden
door nalatigheden van andere leden-exploitanten, behoe
ven dus slechts gebruik te maken van deze reglementaire
rechten om schadevergoeding van de filmverhuurder te
verkrijgen. Als een ieder consequent van deze mogelijk
heid gebruik maakt, zullen klachten over de te late ver
zending van films en reclamemateriaal snel verdwijnen
en kan verspilling van tijd en geld, die steeds voortvloeit
uit het te laat aankomen van films en reclamemateriaal,
worden voorkomen.
Het zijn echter niet alleen klachten over de te late ver
zending, die het Bondsbureau bereiken. Het komt ook bij
herhaling voor, dat geklaagd wordt over de slordige wijze,
waarop de te verzenden films soms worden verpakt. De
slechte wijze van verpakking heeft er in één geval reeds
toe geleid, dat van de zijde van een provinciale stoom-
bootdienst aan een exploitant te verstaan is gegeven, dat
filmzendingen, die niet op deugdelijke wijze zijn verpakt,
niet meer zullen worden aangenomen.
Herhaaldelijk blijkt ook, dat aan de adressering van
de filmzendingen veel te weinig aandacht wordt besteed.
Het is al eens voorgekomen, dat ten gevolge van de
slechte verpakking op een filmzending geen adres meer
voorkwam. Het is duidelijk, dat op deze wijze gemakkelijk
verzonden films zoek kunnen raken. Het spreekt vanzelf,
dat leden-exploitanten, die voor een slechte verzorging van
verpakking en adressering van films en reclamemateriaal
verantwoordelijk zijn, aansprakelijk kunnen wolden ge
steld voor schade, die uit vertraging of zoekraken voort
vloeit.
Het is voor het bedrijf van het grootste belang, dat de
verzending van films en reclamemateriaal met grote zorg
geschiedt. Daarom doen wij nogmaals op de leden-exploi
tanten een dringend beroep om aan deze verzending veel
aandacht te besteden.
Het Bestuur van de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereni
ging heeft de premies, welke voor het jaar 1961 voor de
ziekengeldverzekering en wachlgeldverzekering zullen
moeten worden geheven, vastgesteld.
De premie voor de ziekengeldverzekering blijft gehand
haafd op 3%. Deze premie betreft de verzekering op
wettelijke uitkeringsvoorwaarden.
Het premiepercentage voor de wachtgeldverzekering is,
met inachtneming van de daarvoor geldende richtlijnen
van het Algemeen Werkloosheidsfonds eveneens gehand
haafd op 1,4.
De premiepercentages voor de Werkloosheidsverzeke
ring, de Kinderbijslagverzekering en de Ziekenfondsverze
kering zijn door de Minister van Sociale Zaken en Volks
gezondheid voor het jaar 1961 als volgt vastgesteld:
Voor de Werkloosheidverzekering is het premiepercen
tage gehandhaafd op 1,2. De helft hiervan komt voor
rekening van het Rijk, zodat 0,6% voor rekening van de
werkgever en werknemer gezamenlijk komt. De door de
werkgever aan de bedrijfsvereniging verschuldigde pre
mie ingevolge de Werkloosheidswet voor het jaar 1961
bedraagt derhave de som van de hierboven vermelde
wachtgeldpremie en de werkloosheidspremie van 0.6%.
Van dit totaal dient de werkgever de helft te verhalen op
het loon van de werknemer.
De premie voor de kinderbijslagverzekering bestaat uit
twee delen. Het ene deel, de bijdrage ter dekking van de
uit te keren kinderbijslagen, wordt vastgesteld door de
minister, terwijl het andere deel, de opslag ter dekking
van de administratiekosten verbonden aan de uitvoering
van de kinderbijslagverzekering, door het bestuur van de
bedrijsvereniging wordt vastgesteld. De minister heeft
de bijdrage vastgesteld op 4,9%.
Het bestuur van de bedrijfsvereniging heeft de opslag
voor de administratiekosten voor het jaar 1961 bepaald
op 0,12%. De premie voor de kinderbijslagverzekering
voor het jaar 1961 bedraagt derhalve in totaal 5.02%.
Voor de ziekenfondsverzekering heeft de minister een
premie van 4,9% vastgesteld voor het jaar 1961 (1960-
4,8%). De helft van deze premie komt ten laste van de
werknemers, de andere van de werkgevers.
De Illustrissimus Senatus Studiosorum Amstelodamen-
sium (I.S.S.A.) schrijft een openbare prijsvraag uit om te
voorzien in de behoefte aan een verfilmbaar verhaal, dat
het studentenleven in Amsterdam tot onderwerp heeft. Het
ligt in de bedoeling de hierop te baseren film in 1962, tij
dens de viering door het Amsterdamsch Studenten Corps
van het 66ste Lustrum van de Universiteit van Amsterdam,
aan de Amsterdamse Burgerij aan te bieden.
De omvang van het in te zenden scenario behoeft tien
met interlinie betypte pagina's niet te overtreffen. De ver-
toningsduur van de film is niet aan beperkende bepalingen
20