Ultimum remedium Na langdurige en diepgaande overweging hebben de bioscoopexploitanten te Delft het besluit genomen hun zaken met ingang van 6 Januari dicht te doen. Een ultimum remedium, een uilerste middel om de aandacht te vestigen op en zo mogelijk verandering te brengen in de buitengewoon zware en nergens geëvenaarde belasting druk op de bioscopen ter plaatse. Voorlopig zijn de bio scoopexploitanten om het publiek te gerieven niet tot een totale sluiting overgegaan; steeds zal namelijk één van do vijf bioscopen in Delft bij toerbeurt gedurende een aantal dagen per week open zijn. Met dit verstrekkende besluit is de reeds jaren durende strijd tussen de plaatselijke bioscoopexploitanten en hun gemeentebestuur over de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen in een nieuw stadium getreden. In Delft was evenals in zoveel andere gemeenten de vermakelijkheidsbelasting met ingang van 1 Sepïembei 1948 verhoogd van 20 tot 35 procent. Dat was geschied op aandrang van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Op een enkele uitzondering na zijn echter in liel gehele land de in de jaren 1947 en 1948 tot stand gekomen ver hogingen van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoop voorstellingen door de gemeenten teruggenomen Aanleiding tot deze herziening was een onderzoek naar de bedrijfsresultaten van het bioscoopbedrijf, dat was in gesteld door de accountantsdienst van het Ministerie van Economische Zaken in 1953, waarna de regering in het begin van 1954 heeft laten weten, dat de motieven, die in 1947 en 1948 hebben geleid tot verhoging van de be lasting, niet meer golden. Tevens heeft de regering daarbij te kennen gegeven, dat bij de vaststelling van uitkeringen uit het Gemeentefonds met de eventuele vermindering van inkomsten, die uit een verlaging van de vermakelijkheids belasting zou voortvloeien, rekening zou worden gehou den. Op het ogenblik verkeert het vraagstuk van de ver makelijkheidsbelasting in een geheel nieuwe fase als ge volg van de ontwikkeling van concurrerende vormen van amusement, zoals televisie en gemotoriseerd verkeer, waar van het bioscoopbedrijf de ernstige terugslag ondervindt. Terecht worden dan ook in het buitenland overal pogin gen ondernomen tot vermindering of afschaffing van de ongerechtvaardigde en eenzijdige druk der vermakelijk heidsbelasting. Zo is in de Verenigde Staten en in Engeland de vermakelijkheidsbelasting geheel afgeschaft en zijn de tarieven in Frankrijk en Italië sterk verlaagd. Ook bij ons worden landelijk pogingen in het werk ge steld om tot een algehele herziening van deze belasting te komen. De Staatssecretaris voor de kunsten, Zijne Excel lentie Mr. Y. Scholten, verklaarde nog onlangs tijdens de begrotingsdebatten in antwoord op vanuit de Kamer ge stelde vragen, dat de moeilijkheden, waarmede het film en bioscoopbedrijf te kampen heeft, zijn aandacht hebben en een onderzoek wordt ingesteld naar de wijze, waarop hieraan tegemoet kan worden gekomen. Tegen de achter grond van deze ontwikkeling steekt de houding van het gemeentebestuur van Delft wel zeer scherp af. De pogingen van de exploitanten om in Delft het ge meentebestuur van gedachten te doen veranderen strekken zich over een zeer lange periode uit. In Juli 1949 werd het eerste request aan het college van Burgemeester en Wethouders gezonden. In de volgende jaren werden steeds weer pogingen in het werk gesteld om tot een betere situa tie te geraken. In de vele requesten, die de exploitanten aan het gemeentebestuur richtten, werd voortdurend ge wezen op de omstandigheid, dat de tarieven van de ver makelijkheidsbelasting in Delft een uitzonderlijk karakter kregen ten gevolge van het feit, dat steeds meer gemeen ten tot verlaging overgingen. In October 1955 deelden de exploitanten aan het gemeentebestuur mede, dat reeds 271 van de 311 gemeenten, waar bioscopen gevestigd waren, hun tarieven hadden herzien. Het standpunt van het ge meentebestuur bleef echter onveranderd; verzoeken om verlaging van de vermakelijkheidsbelasting werden steeds afgewezen. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft in Juni 1959 gepoogd om door zijn bemiddeling een oplossing van de moeilijkheden in Delft te bewerkstelli gen. Een deputatie van het Hoofdbestuur heeft in een onderhoud met het gemeentebestuur het standpunt van de exploitanten uiteengezet en nadrukkelijk de verlaging van de vermakelijkheidsbelasting bepleit. Daarbij werd nogmaals gewezen op de uitzonderlijke situatie in Delft. Op dat ogenblik waren er nog slechts enkele gemeenten in ons land, waar hogere tarieven dan 25 procent golden. Het gemiddelde heffingspercentage in het gehele land be droeg toen ongeveer 22 procent. Ook in de gemeenten rond Delft waren de gemiddelde tarieven aanzienlijk la ger: in 's-Gravenhage kwam men tot omstreeks 22 procent, in Wassenaar tot 9,5 procent, in Rotterdam tot 25 pro cent, in Schiedam tot 23 procent, in Leiden tot 25 procent, in Voorburg tot 20 procent en in Naaldwijk tot 24 pro cent. Voorts is onlangs in Dordrecht het tarief verlaagd van 35 tot 25 procent. Echter ook de bemoeienissen van het Hoofdbestuur le verden geen resultaat op. Toen dit College op 25 Maart 1960 nog eens schriftelijk informeerde bij het gemeente bestuur van Delft of eerlang een voorstel aan de Baad om het tarief van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoop voorstellingen te verlagen te verwachten was, antwoordde het gemeentebestuur een maand later geen vrijheid te kun nen vinden om een dergelijk voorstel aan de Raad te doen. Voor de Delftse bioscoopexploitanten was deze reactie zeer teleurstellend. Op 28 Juli 1960 schreven zij hierop aan het gemeentebestuur, dat zij zich onmogelijk konden neerleggen bij de huidige situatie, die de zeer ongunstige positie, waarin zij verkeerden, zou bestendigen, hierbij mededelend, dat zij zich genoodzaakt zagen om de be-

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 4