De film in de Kamer
Filmweek Arnhem
Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die in de
Tweede Kamer heeft plaatgevonden, is van verschillende
zijden gesproken over een aantal problemen, die zich
in het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf voordoen.
Vooral de problemen rond de Nederlandse speelfilm
productie trokken daarbij de aandacht.
Mevrouw Van Someren-Downer (V.V.D.) vestigde er
de aandacht op, dat de filmindustrie in Nederland het
moeilijk heeft. Zij achtte dat ook begrijpelijk, want Ne
derland heeft slechts een klein taalgebied. Het is daarom
moeilijk om onze filmindustrie te vergelijken met een
Franse of een Engelse. Maar toch, aldus mevrouw Van
Someren, vraag ik mij af, of het niet mogelijk is om een
geregelde speelfilmproduktie enigszins van de grond te
brengen. Zij wees erop, dat Engeland, Frankrijk en
Duitsland een enorme protectiepolitiek voeren ten aanzien
van eigen films. Nederland zou dit voorbeeld enigszins
kunnen volgen. De vertoningsfaciliteiten zouden bijvoor
beeld verbeterd kunnen worden.
De heer Vrolijk (P.v.d.A.) gaf als wens te kennen,
dat de overheid in het belang van een continue Neder
landse speelfilmproduktie bereid zal zijn om een onder
zoek in te stellen, op welke wijze de economische situatie
van het Nederlandse speelfilmwezen en daarmede het
gehele klimaat voor de nationale speelfilmproduktie ver
beterd zal kunnen worden.
De staatssecretaris, mr. Y. Scholten, verklaarde in ant
woord op deze opmerkingen, dat hem de laatste tijd van
verschillende zijden opmerkingen en gegevens over moei
lijkheden in de filmindustrie hebben bereikt. Hij betwij
felde, of protectionistische maatregelen wel de juiste zou
den zijn. In het verband van de E.E.G. wordt juist ge
streefd naar afschaffing van protectie.
De staatssecretaris was van mening, dat de oorzaak van
de moeilijkheden in de filmindustrie voor een deel moet
worden gezocht in de moeilijkheden van het bioscoopbe
drijf en voor een ander deel in de steeds stijgende produk-
tiekosten van de filmindustrie zelf. De bewindsman ver
klaarde zich bereid om een onderzoek in te stellen naar
die moeilijkheden en de wijze, waarop zij eventueel zou
den kunnen worden opgelost.
De heer Vermeer (P.v.d.A.) bracht de positie van de
Filmacademie ter sprake. Hij vroeg zich af, of deze niet
onder een regeling volgens de nijverheidsonderwijswet
zou kunnen worden gebracht. Dat zou een uitstekend mid
del zijn om de filmkunst in ons land wat beter van de
grond te helpen. Men kan op het ogenblik dat werk niet
volledig ontplooien; daarvoor is te weinig ruimte. De
staatssecretaris wees erop, dat deze zaak hem niet recht
streeks regardeerde. Hij verklaarde niettemin, dat deze
zaak in onderzoek is, zodat daarover thans geen nadere
mededelingen kunnen worden gedaan.
De heer Kieft (A.R.) beklaagde zich erover, dat de
Christelijke Filmactie er niet in slaagde films tot haar be
schikking te krijgen, die in opdracht van het Ministerie
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zijn vervaar
digd. Hij kreeg echter van de staatssecretaris te horen, dat
de Cefa bij de verkrijging van films, die zijn gesubsi
dieerd, een gelijke behandeling ondergaat als anderen en
dat men op gelijke basis kan concurreren voor het in
roulatie krijgen van films. De staatssecretaris sprak dan
ook als zijn mening uit, dat de opmerking van de heer
Kieft ter zake niet geheel juist was.
In het kader van het Holland Festival 1961 zal het be
stuur van de Stichting Internationale Filmweek Arnhem
van Maandag 5 tot en met Zaterdag 10 Juni wederom te
Arnhem een internationale filmweek organiseren. Het is
thans de vierde keer, dat deze manifestatie zal worden ge
houden; in 1955 en 1959 vonden internationale filmweken
plaats te Arnhem, terwijl in 1957 de internationale film
week zich te 's-Gravenhage afspeelde.
De instellingen en instanties, die bij vorige gelegenhe
den deze filmweken tot een succes maakten de Afdeling
Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en We
tenschappen, de gemeente Arnhem, het Nederlands Film
instituut, het Nederlands Filmmuseum en de Nederland-
sche Bioscoop-Bond zullen ook thans weer ten nauwste
samenwerken. In het Stichtingsbestuur hebben zitting ge
nomen de heren A. J. de Lorm, Directeur van het Ge
meentemuseum te Arnhem, die als Voorzitter optreedt,
prof. dr. Ph. J. Idenburg en dr. J. M. L. Peters, Voorzitter
en Directeur van het Nederlands Filminstituut; J. de
Vaal, Directeur van het Nederlands Filmmuseum te Am
sterdam; H. S. Boekman, Vice-Voorzitter van het Hoofd
bestuur en J. G. J. Bosman, Directeur van de Nederland-
sche Bioscoop-Bond; dr. J. Hulsker, Hoofd van de Afde
ling Kunsten van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen; J. Vet, Directeur van de V.V.V. te
Arnhem en mr. J. den Daas, Secretaris-Penningmeester.
Uit het beschikbare aanbod van films zal een scherpe
selectie worden gemaakt, teneinde tot een zo verantwoord
mogelijke programmering te geraken.
De filmweek, die zich zal afspelen in het Rembrandt
Theater te Arnhem, zal een zo ruim mogelijk terrein om
vatten. Naast de bijzondere speelfilms zullen ook de docu
mentaires intensief in het gebeuren worden betrokken.
Aan het filmprodukt van eigen bodem zal daarbij ook een
zo breed mogelijke aandacht worden geschonken. Voorts
komen er, evenals dat bij vorige filmweken in het kader
van het Holland Festival het geval was, openluchtvoorstel
lingen. Ook zal voor de middelbare schooljeugd een wed
strijd in het schrijven van filmscenario's worden gehouden.
Tijdens de openingsvoorstelling van de internationale
filmweek te Arnhem zal de filmprijs van de Raad van Eur-
pa worden uitgereikt. De Raad van Europa heeft deze prijs
ingesteld op grond van de overweging, dat de film een be
langrijk element is voor de toenadering onder de Europe
se volkeren, aangezien zij het wederzijds begrip en de sa
menwerking kan bevorderen.
Op de slotavond zal de uitreiking geschieden van de
Staatsprijs Filmkunst 1961, die beschikbaar wordt gesteld
door de minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen. Het Hoofdbestuur van de Neder!andsche Bioscoop-
Bond heeft voorts besloten door een nog nader te be
noemen jury een zilveren roos te doen toekennen aan de
beste Nederlandse speelfilm, die sedert de bevrijding is ver
vaardigd. De zilveren roos is een speciale prijs, die het
Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond vorig
jaar heeft ingesteld als blijk van erkenning voor bijzon
dere prestaties op het gebied van de filmkunst.