De Pers en het ontwerp-Bioscoopwet
Artikel 28a. Overtreding van liet bepaalde in een der artikelen
1, 16a, 17, 21, derde, vierde, vijfde of zesde lid. 22, 27a. eerste lid.
of 28, tweede of derde lid, of het bepaalde krachtens een der arti
kelen 16, derde lid, 19 of 19a, wordt gestraft met hechtenis van
ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste tweedui
zend gulden.
Artikel 28b. 1. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen
nadere regelen worden gesteld omtrent de in deze wet geregelde
onderwerpen.
2. Overtreding van voorschriften, vervat in de in het vorig lid
bedoelde algemene maatregel van bestuur, voor zover uitdrukkelijk
als strafbaar feit in de zin van dit artikel aangeduid, wordt ge
straft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete
van ten hoogste tweeduizend gulden.
Artikel 28c. De feiten, strafbaar gesteld bij artikel 28a en
krachtens artikel 286 worden als overtredingen aangemerkt.
Artikel 28d. 1. Indien een der feiten, strafbaar gesteld bij
artikel 28a of krachtens artikel 28 b. wordt begaan door of van
wege een rechtspersoon, een maat- of vennootschap, enige andere
vereniging van personen of een doelvermogen, wordt de strafver
volging ingesteld en worden de straffen uitgesproken:
hetzij tegen die rechtspersoon, die maat- of vennootschap, die
vereniging of dat doelvermogen.
hetzij tegen hen. die tot het feit opdracht hebben gegeven of die
feitelijke leiding hebben gehad bij het verboden handelen of na
laten.
hetzij tegen beiden.
2. Een leit, strafbaar gesteld bij artikel 28a of krachtens artikel
28i. wordt onder meer begaan door of vanwege een rechtspersoon,
een maat- of vennootschap, een vereniging van personen of een
doelvermogen, indien het wordt begaan door personen, die hetzij
uit hoofde van een dienstbetrekking, hetzij uit anderen hoofde,
handelen in de sfeer van de rechtspersoon, de maat- of vennoot
schap, de vereniging of het doelvermogen, ongeacht of deze per
sonen ieder afzonderlijk het strafbare feit hebben begaan, dan wel
bij hen gezamenlijk de elementen van het strafbare feit aanwezig
zijn.
3. Indien een strafvervolging wordt ingesteld tegen een rechts
persoon, een maat- of vennootschap, een vereniging van personen
of een doelvermogen, wordt deze tijdens de vervolging vertegen
woordigd door de bestuurder en, indien er meer bestuurders zijn.
door één dezer. De vertegenwoordiger kan bij gemachtigde verschij
nen. Het gerecht kan de persoonlijke verschijning van een bepaalde
bestuurder bevelenhet kan alsdan zijn medebrenging gelasten.
4. Wanneer een strafvervolging wordt ingesteld tegen een
rechtspersoon, een maat- of vennootschap, een vereniging van per
sonen of een doelvermogen, vindt artikel 538, onder 2°. van het
Wetboek van Strafverordening overeenkomstige toepassing.
Het ontwerp van wet tot wijziging van de Bioscoopwet,
dat door de ministers van Binnenlandse Zaken en van
Justitie bij de Tweede Kamer is ingediend, heeft in ver
schillende persorganen reacties uitgelokt. Het te 's-Gra-
venhage verschijnende Binnenhof schrijft, verschil
lende van de voorgestelde wijzigingen in de Bioscoopwet
toe te juichen. De geldende wet is al dertig jaar oud en
wat toen voldoende was strookt lang niet meer met de
huidige posilie van het filmwezen.
Het blad vervolgt: „Een vraagteken zetten we echter
bij het voorstel om de minister van Binnenlandse Zaken
onder bepaalde omstandigheden de bevoegdheid te geven
de vertoning van alle dan wel sommige films te verbieden.
Als voorbeeld van zulke ..bepaalde omstandigheden"'
wordt genoemdnationale rouw of ernstige spanning.
Is het wel noodzakelijk deze bevoegdheid in de nieuwe
wet vast te leggen? We dachten, dat de overheid bij natio
nale of internationale spanning reeds over voldoende be
voegdheden beschikt om dan openbare voorstellingen te
verbieden. En wat de nationale rouw betreft. In de eerste
plaats hebben tot dusverre de bioscoopexploitanten ge
toond zich terzake zelf van hun verantwoordelijkheid be
wust te zijn. Wat vrijwillig goed gaat. zouden we liever
niet als plicht willen opleggen. En waarom moet de mi
nister alleen maar machtsmiddelen krijgen op het gebied
van de film en niet op andere vormen van amusement,
wanneer de overheid vreest, dat door zulk amusement de
waardigheid van bepaalde nationale herdenkingen geweld
zou kunnen worden aangedaan?"
HetVaderland, dat eveneens te 's-Gravenhage ver
schijnt, laat zich ook uiterst kritisch uit over het voor
nemen om de minister de bevoegdheid te geven openbare
filmvertoningen te verbieden. De Bioscoopwet verleent op
het voetspoor van de Gemeentewet, de burgemeester de
bevoegdheid de vertoning van een film te verbieden, wan
neer stoornis van de openbare orde is te duchten. Daar
het aan de burgemeester is om te bepalen wat stoornis van
de openbare orde is, kan deze gezagsdrager praktisch
voor iedere omstandigheid ingrijpen. Nu komt er nog zo'n
bevoegdheid bij. nu voor de minister. Ten eerste geldt
voor de cultuur en ontspanning zoekende burger thans het
gezegde, als je niet door de hond gebeten wordt, dan
zorgt de kat daar wel voor. Ten tweede zien we echter in
deze nieuwe additionele bevoegdheid de mogelijkheid van
een nieuwe beperking van de gemeentelijke bestuurszorg.
Vele burgemeesters, verlangende te laten zien. dat ze
hun mannetje wel staan, zullen thans sneller tot verbie
den overgaan, om zich de ..schande" van ingrijpen van
bovenaf te besparen, aldus Het Vaderland.
Afwijzend staat Het Vaderland tegenover de gedachte,
dat de zorg voor de naleving van de voorschriften met be
lrekking tot de leeftijdsgrenzen ter plaatse in de bioscopen
behalve aan de personen, aangewezen door burgemeester
en wethouders, ook wordt toevertrouwd aan personen, aan
gewezen door de minister van Binnenlandse Zaken. „Be
halve in zeer speciale gevallen laat men de naleving van
de wettelijke bepalingen inzake de openbare orde zoveel
mogelijk over aan het oordeel van de plaatselijke autori
teiten. In de meeste gemeenten werd ten aanzien van die
naleving een soepel standpunt ingenomen. Met de voorge
stelde bepalingen wordt het echter mogelijk, dat een mi
nister van Binnenlandse Zaken met orthodoxe ideeën in
een grote stad met zeer vrijzinnige opvattingen een Crom-
welliaanse terreur over de bioscopen gaat uitoefenen.'"
Met de uitbreiding van de filmkeuring tot de onder
titels, de gesproken en gezongen tekst en alle andere ge
luidsweergaven is Het Vaderland evenmin gelukkig. „De
genen, die de films moeten keuren, zullen de indruk krij
gen, dat de keuring veelomvattender is geworden. Het ge
heel wordt uit elkaar geplukt en de stukken worden op
de onderzoekingstafel gelegd en dienen van een briefje
van geen bezwaar te worden voorzien. Ook hiermede wor
den de teugels dus strakker aangehaald, terwijl juist een
viering op zijn plaats zou zijn geweest."
„Overigens", zo besluit Het Vaderland zijn beschou
wing, „kunnen wij de verleiding niet weerstaan, te vra
gen, wat het nut is van de keuring van geluidsweergaven
in verband met de zedelijke en maatschappelijke gevaren,
welke ons zo gave volk blijkbaar bedreigen. Wordt een
kreunende Mae West binnenkort in onze bioscopen een
onmogel ij kheid
48