Internationale organisaties vergaderden te Milaan De Internationale Unie van Bioscoopexploitanten, de Union Internationale de 1'Exploitation Cinématographique, heeft op 19 en 20 april in Milaan een gewone algemene vergadering gehouden. De vergadering, die werd gepresi deerd door de Engelsman E. J. Hinge, werd onder meer bijgewoond door de Voorzitter en de Directeur van de Ne- derlandsche Bioscoop-Bond, de heren Joh. Miedema en J. G. J. Bosman. In de vergadering zijn uitvoerige bespre kingen gewijd aan de vraagstukken, waarvoor de bioscoop exploitanten zich gesteld zien. Ten aanzien van de vermakelijkheidsbelasting heeft de vergadering uitgesproken, dat de afschaffing van deze uit zonderlijke fiscale last, zoals die in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten van Amerika zijn beslag heeft gekregen, op korte termijn ook in de andere landen een feit moet worden, rekening houdende met de omstandigheid, dat de bioscoop niet meer in zo sterke mate als vroeger het geval was het ontspanningsmiddel bij uitstek voor brede lagen van de bevolking vormt en in toenemende mate de concur rentie ondervindt van andere media, die doorgaans aan zienlijke fiscale voorrechten en financiële steun van de overheid genieten. Ten aanzien van de vermakelijkheidsbelasting en de belastingheffing in het algemeen stelde de U.I.E.C. in Milaan, dat het noodzakelijk is de fiscale wetgevingen van de verschillende landen bij elkaar aan te passen en tot evenwicht te brengen op het peil van de landen met de gunstigste tarieven teneinde aldus de internationale film- handel te bevorderen en recht te doen wedervaren aan de culturele en maatschappelijke taak van de bioscoop in het openbare leven. De U.I.E.C. heeft voorts nogmaals de wens tot uitdruk king gebracht, dat de filmproducenten zich onthouden van de vervaardiging van films met een amorele strekking. De vergadering was van mening, dat de producenten, die zich bezighouden met het maken van dit soort films, verant woordelijk zijn voor de verscherping van de censuur in een aantal landen, waardoor een gedeelte van het publiek uit de bioscopen wordt geweerd en schade wordt toegebracht aan de reputatie van het film- en bioscoopbedrijf. Ten aanzien van de filmhuur sprak de U.I.E.C. als haar mening uit, dat een voortdurende stijging van de filmhuur- percentages van de hand moet worden gewezen, omdat daardoor de bioscoopexploitatie in gevaar wordt gebracht. Tenslotte onderstreepte de vergadering de noodzakelijk heid van de ontwikkeling van nieuwe technische vindingen. Niettemin werd op de filmproducenten een beroep gedaan om de levering te handhaven van 35 mm copiën van films, die niet in het traditionele formaat zijn uitgebracht. Ook werd uiting gegeven aan de wens, dat van films met magne tische geluidsband ook copiën met optisch geluid beschik baar worden gesteld. Aansluitend aan de vergadering van de U.I.E.C. vond eveneens in Milaan op 21 en 22 april de tweede algemene vergadering plaats van het Bureau Internationale du Ciné ma (B.I.C), een overkoepelend orgaan, waarin de inter nationale unies van filmproducenten, filmverhuurders, bio scoopexploitanten en filmtechnische bedrijven samenwer ken. Deze vergadering werd behalve door de Bonds voorzitter en de Bondsdirecteur bijgewoond door de heer C. S. Boem als gedelegeerde van de producentenorgani satie. De algemene vergadering van het B.I.C. deed eveneens een uitspraak over het vraagstuk van de belastingheffing in het film- en bioscoopbedrijf. De tekst van deze resolutie stemde woordelijk overeen met die van de U.I.E.C, die hierboven reeds is aangehaald. Het B.I.C. besloot voorts tot de instelling van een actiecomité, dat alle mogelijke stappen moet nemen bij nationale en internationale organisaties en instanties teneinde de ernst te belichten van de fiscale toe stand, die in de nabije toekomst de bestaansmogelijkheden van het bioscoopbedrijf dreigt te ondergraven. De commis sie zal tevens de mogelijkheden moeten onderzoeken om de eis van afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen verwezenlijkt te krijgen. Met betrekking tot de verhouding tussen bioscoop en televisie sprak de vergadering van het B.I.C. als haar me ning uit, dat deze beide ontspanningsmedia hun eigen werkgebied hebben en belangrijke maar verschillende maatschappelijke behoeften moeten bevredigen. Daarom zullen beiden ook verschillende werkmethoden moeten toe passen. De bioscoop zal zijn artistiek en technisch poten tieel moeten handhaven en daarom moeten streven naar de totstandkoming van nationale en internationale overeen komsten in het kader van de belanghebbende beroepsgroe peringen, om aldus te trachten te komen tot evenwichtige concurrentieverhoudingen met de televisie. De vergadering kwam voorts tot de conclusie, dat de resultaten, die verkregen zijn met een stelsel van zelfcen suur in het bijzonder in landen als Groot-Brittannië, West- Duitsland en de Verenigde Staten, het wenselijk maken, dat dit stelsel ook wordt aanvaard in de andere landen. Op 24 april vond tenslotte in Milaan een algemene ver gadering plaats van de internationale organisatie van film verhuurders, de Fédération Internationale des Associations de Distributeurs de Films. In deze vergadering werd de resolutie, die reeds door de U.I.E.C. en het B.I.C. met be trekking tot de fiscale lasten in het film- en bioscoopbedrijf was aanvaard, onderschreven. De F.I.A.D. betuigde haar solidariteit met de andere internationale organisaties uit het film- en bioscoopbedrijf bij het streven naar afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting. De F.I.A.D. zegde bovendien haar medewerking aan de andere organisaties toe bij het pogen om te komen tot een oplossing van de bestaande en toekomstige moeilijkheden, die door de televisie in het leven zijn geroepen. De vergadering keurde een plan goed tot de instelling van een internationaal hof van arbitrage voor het film- en bioscoopbedrijf, dat tot taak zal krijgen het beslechten van geschillen, die in het handelsverkeer ontstaan, hetzij tussen partijen van verschillende nationaliteit, die lid zijn van organisaties, waarvan de statuten een beroep op het hof voorschrijven voor de beslechting van hun internationale geschillen, hetzij tussen partijen, die omtrent de oplossing van geschillen een desbetreffende bepaling in hun contract hebben opgenomen. Het plan zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de internationale organisaties van filmproducenten, van bio scoopexploitanten en van filmtechnische bedrijven. De F.I.A.D. deed verder een beroep op de filmprodu centen om de grootst mogelijke zorg te besteden aan de verbetering van de kwaliteit van de films teneinde de con currentie van de andere media te kunen doorstaan. Met betrekking tot de censuur sprak de F.I.A.D. zich eveneens uit voor een stelsel van zelfcensuur. 89

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 18