O gen materiaal, waardoor Aeronaut de beschikking over dit materiaal verkreeg; dat gedaagde erkent, dat zij verplicht is op verlangen van eiseres het door deze aan haar toevertrouwde materiaal over te dragen aan Aeronaut; dat er echter over sommige, destijds op geslagen films twijfel bestaat, aangezien er nagegaan moet worden, of deze films niet reeds eerder ingevolge instructies van eiseres naar het buitenland zijn verzonden; dat de heer A. D. Werkheim namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat eiseres herhaaldelijk mondeling en schriftelijk laat stelijk bij brief van 19 november 1960, gedaagde heeft opgedragen het film- en ander materiaal, dat eiseres haar ter bewaring heeft toevertrouwd, aan de N.V. Aeronaut over te dragen, maar dat ge daagde daarmede steeds in gebreke is gebleven; dat ook het zoge naamde volgbriefje, waarvan gedaagde melding heeft gemaakt, on deugdelijk was; dat getuige M. J. W. Middendorp in hoofdzaak heeft verklaard, dat het volgbriefje niet de gegevens bevatte, welke uit douane- technisch oogpunt vereist zijn voor de overdracht van het materiaal, ook al niet omdat de bij de zendingen behorende papieren niet door gedaagde aan Aeronaut zijn overhandigd, ondanks daartoe gedaan verzoek dat de heer Bruno namens gedaagde betwist heeft, dat het volg briefje niet aan de eisen zou voldoendat gedaagde bereid is haar volle medewerking te verlenen om binnen 14 dagen na de zitting der Commissie de voor de overdracht vereiste papieren in orde te maken en aan Aeronaut te overhandigen; dat de heer Werkheim namens eiseres verklaard heeft met de termijn van 14 dagen accoord te gaan; OVERWEGENDE: dat eiseres lid en gedaagde donateur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond is en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en arti kel 1 van het Arbitrage Bondsreglement met uitsluiting van de burgerlijke rechter aan de Bondsarbitrage onderworpen zijn alle geschillen tussen leden en donateurs van die Bond; dat derhalve de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onderhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop- Bond; dat gedaagde, gelijk zij ook erkend heeft, als expediteur ver plicht is het film- en ander materiaal, dat eiseres haar ter bewaring heeft toevertrouwd, desverlangd weer ter beschikking te stellen van eiseres of van degene, die eiseres daarvoor aanwijst; dat vaststaat, dat eiseres in ieder geval met haar brief van 19 november 1960 aan gedaagde duidelijk te kennen heeft gegeven, dat bedoeld materiaal ter beschikking van de N.V. Aeronaut te Amsterdam moet worden gesteld en dat gedaagde daaraan niet, althans niet in voldoende mate heeft voldaan dat wat er verder ook zij van douane-technische moeilijkheden, welke het overdragen van het materiaal in de weg hebben gestaan, gedaagde verplicht is deze moelijkheden cp te lossen en aan de N.V. Aeronaut, zoals eiseres verlangd heeft, onverwijld alle be scheiden te overhandigen, welke deze nodig heeft om de beschik king te verkrijgen over het film- en ander materiaal, dat eiseres ter bewaring aan gedaagde heeft toevertrouwd, ongeacht waar dit materiaal is opgeslagen; dat derhalve de hoofdvordering van eiseres, namelijk die betref fende het uitleveren van het film- en ander materiaal, gegrond moet worden geacht en dat deze vordering moet worden toege wezen dat het redelijk moet worden geacht, gezien de ook door eiseres geaccepteerde termijn van 14 dagen voor het uitleveren van het film- en ander materiaal, dat de dwangsom van per dag eerst verschuldigd zal zijn na het verstrijken van genoemde termijn; dat uiteraard de verplichting van gedaagde tot uitlevering van het film- en ander materiaal slechts betrekking heeft op het mate riaal, vermeld in de lijst, behorende bij eiseresses request d.d. 10 januari 1961 (waarbij het geschil is aanhangig gemaakt), voorzover gedaagde niet kan aantonen, dat dit materiaal ingevolge instructies van eiseres reeds eerder naar het buitenland is verzonden, respec tievelijk bij eventuele vermissing de kosten daarvan aan eiseres betaalt; dat gedaagde, voorzover zij niet in staat is het film- en ander materiaal als vermeld in vorenbedoelde lijst aan de N.V. Aeronaut over te dragen, respectievelijk aan te tonen, dat dit materiaal inge volge instructies van eiseres naar het buitenland is verzonden, aan sprakelijk moet worden gesteld voor de kosten van dit materiaal en dan ook moet worden veroordeeld om daarvoor aan eiseres te be talen de bedragen, die voor de verschillende films zijn vermeld in de aanvullende vordering van eiseres d.d. 9 maart 1961 dat de geschilkosten gezien de omvang van het geding zijn be paald op 100,en dat deze kosten ten laste van gedaagde komen RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID 1. VERKLAART dat gedaagde verplicht is vóór 7 april 1961 aan de N.V. Aeronaut te Amsterdam ter beschikking te stellen waaronder mede verstaan wordt het verschaffen van de uit douane- technisch oogpunt vereiste bescheiden en inlichtingen al het film- en ander materiaal, vermeld in de lijst behorende bij eiseres request d.d. 10 januari 1961, waarbij het geschil is aanhangig ge maakt; 2. VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres te betalen een bedrag van voor elke dag, dat gedaagde in gebreke blijft met te voldoen aan haar onder 1 omschreven verplichting, behou dens voorzover gedaagde aantoont, dat dit materiaal ingevolge in structies van eiseres naar elders is verzonden, respectievelijk ver mist moet worden geacht; 3. VEROORDEELT gedaagde voorts om aan eiseres voor de eventueel vermiste films te betalen de bedragen, zoals die zijn ge- specifieerd in de aanvullende vordering van eiseres d.d. 9 maart 1961; 4. VEROORDEELT gedaagde in de kosten van het geschil, be dragende 100, Aldus gewezen te Amsterdam op 20 maart 1961. DE COMMISSIE VAN GESCHILLEN (DERDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal von nis gewezen in zake: N.V. NEDERLANDSE FILMPRODUCTIE MAATSCHAPPIJ, gevestigd te Rotterdam en kantoor houdende aldaar aan de Wes terstraat 48, eiseres, contra DE HEER G. H. GROENEWEGEN, exploiterende het Casino Theater te Leiden, wonende te Leiden en kantoor houdende aldaar aan de Hogewoerd 49, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Nederland sche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage Bonds reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Bond onderling IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 6 januari 1961 een geschil contra gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zit ting, gehouden op maandag, 20 maart 1961 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar is verschenen Mr. J. M. Landré, directeur van eiseres; dat gedaagde op 20 maart voor de openbare behandeling de Secretaris telefonisch heeft medegedeeld, dat hij de vordering van eiseres niet betwist en het gevorderde bedrag op die zou voldoen en dat hij deswege niet ter zitting zou verschijnen. OVERWEGENDE: da'; eiseres en gedaagde beiden lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement alle geschillen tussen leden van de Bond met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onder- orpen aan de Bondsarbitrage, zoals die Is geregeld in dat Arbi- trag;regleoent; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als Arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde heeft medegedeeld, dat hij de vordering niet be twist; dat derhalve eiseresses vordering behoort te worden toegewezen en dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten, die zijn bepaald op 50, RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJKHEID VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk be wijs van kwijting te betalen; VEROORDEELT gedaagde voorts in de geschilkosten, bedra gende 50, Aldus gewezen te Amsterdam op 20 maart 1961. 98

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1961 | | pagina 26