Arbitraal vonnis in hoger beroep
IN AANMERKING NEMENDE VOORTS:
De RAAD VAN BEROEP (EERSTE KAMER) van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis in hoger
beroep gewezen inzake:
RIOFILMS N.V., gevestigd te 's-Gravenhage en kantoor houden
de Fultonstraat 77, aldaar, appellante oorspronkelijk gedaagde,
contra
N.V. MELIOR FILMS, gevestigd te 's-Gravenhage en kantoor
houdende Jan van Nassaustraat 84, aldaar, geïntimeerde oorspron
kelijk eiseres.
De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond, ingevolge de statuten en het arbitragereglement van
die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de be
slechting van geschillen in tweede en hoogste instantie tussen leden
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond;
IN AANMERKING NEMENDE:
het vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Geschillen
(Derde Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, gewezen op
15 mei 1961, van welk vonnis de beslissing luidt: „Verklaart, dat
gedaagde sedert 8 mei 1961 verplicht is de copieën van de films
„Heimatglocken" en „Geliebtes Fraulein Doktor" aan eiseres terug
te geven. Veroordeelt gedaagde om aan eiseres te betalen een be
drag van per film voor elke dag, dat zij sedert 8 maart 1961
met het teruggeven der onderhavige films in gebreke blijft, alsmede
in de geschilkosten, bedragende 50,
dat appellante bij request van 26 juni 1961 hoger beroep heeft
aangetekend tegen de uitspraak van de Commissie van Geschillen
(Derde Kamer) d.d. 15 mei 1961, van welk request afschrift aan dit
vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt als hier te zijn in
gelast
dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting op woensdag
27 september 1961 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam, teneinde haar in de ge
legenheid te stellen haar wederzijdse standpunten nader monde
ling toe te lichten;
dat aldaar zijn verschen de heer A. A. J. Arts, directeur van ap
pellante enerzijds, en de heer R. A. van Mourik, directeur van ge
ïntimeerde, anderzijds;
dat de heer R. A. van Mourik namens geïntimeerde in hoofdzaak
heeft verklaard, dat de N.V. Melior Films een voortzetting is van
Melior Films; dat terzake geen mededeling is gedaan aan König
Film in München; dat de N.V. Melior Films echter de licentie
afrekeningen aan König Film heeft gezonden en de licentiebetalin
gen heeft verricht; dat gezien het feit, dat de N.V. Melior Films
een voortzetting van Melior Films is, de rechten van laatstgenoem
de automatisch op eerstgenoemde zijn overgegaan; dat echter een
schriftelijke overdracht op de N.V. Melior Films van de rechten op
de films, waarvoor Melior Films een overeenkomst had met König
Film, niet heeft plaats gevonden: dat König Film zich in haar brie
ven altijd tot Melior Films, eigenaar R. A. van Mourik, is blijven
richten; dat de films „Geliebtes Fraulein Doktor" en „Heimat
glocken" door de secretaresse van de N.V. Riofilms bij geïntimeerde
zijn opgevraagd, teneinde deze voor enige Belgen, die onverwacht
kwamen, te kunnen voordraaien; dat geïntimeerde bekend is, dat
de heer Arts al jaren als gevolmachtigde van König Film optrad;
dat geïntimeerde inmiddels de films van König Film onder voorbe
houd van alle rechten aan de heer Arts heeft teruggegeven;
dat de heer A. A. J. Arts namens appellante in hoofdzaak heeft
verklaard, dat de films van König Film op 15 mei bij hem thuis zijn
bezorgd op een moment, dat hij zelf niet aanwezig was en dat de
ontvangstbevestiging door zijn a.s. schoonvader is afgetekend; dat
hij daarom zelf de volgende dag schriftelijk heeft bevestigd, dat hij
alle films had ontvangen en in de mening verkeerde, dat zulks ook
het geval was met de films „Geliebtes Fraulein Doktor" en „Hei
matglocken"; dat König Film zich pas toen er moeilijkheden kwa
men heeft gerealiseerd, dat Melior Films inmiddels een naamloze
vennootschap was geworden; dat dit niet zo vreemd is, omdat het
om dezelfde naam ging en het voor een buitenlander moeilijk is de
consequenties van een dergelijke wijziging te overzien; dat König
Film op het standpunt is blijven staan, dat de licentierechten aan
de heer Van Mourik persoonlijk waren overgedragen
dat de heer R. A. van Mourik namens geïntimeerde voorts nog
heeft verklaard, dat de heer Arts in zijn bevestiging van 16 mei
onder meer schreef, dat de films „Geliebtes Fraulein Doktor" en
„Heimatglocken" bij hem waren ingeleverd; dat geïntimeerde hier
op op 17 mei heeft geantwoord, dat dit niet het geval was, omdat
deze copieën nog steeds onrechtmatig door appellante werden vast
gehouden; dat ingeval geïntimeerde de copieën van de films „Ge
liebtes Fraulein Doktor" en „Heimatglocken" op 15 mei in haar
bezit zou hebben gehad, zij deze waarschijnlijk onder voorbehoud
van alle rechten eveneens bij de heer Arts zou hebben ingeleverd;
dat geïntimeerde deze films nooit aan de heer Arts als persoon ter
inzage zou hebben meegegeven, omdat deze geen lid van de Ne
derlandsche Bioscoop-Bond is en geïntimeerde nooit aan niet-leden
films meegeeft; dat geïntimeerde de copieën, ingeval de heer Arts
zulks op grond van zijn machtiging en van het feit, dat de licen
tierechten verlopen waren, had verlangd, niet zou hebben meegege
ven, omdat zij nog recht had op tweede monopoolrechten; dat zij
de aanbieding van König Film van 16 maart geen reële aanbieding
achtte; dat zij alle films van König Film uiteindelijk toch bij de
heer Arts heeft ingeleverd, is gebeurd omdat König Film eisen
ging stellen en zij het daarom beter achtte onder voorbehoud van
alle rechten waardoor zij niets prijs gaf de copieën terug
te geven;
dat de Voorzitter appellante er tenslotte nog op heeft gewezen,
dat het niet mogelijk is in tweede instantie nieuwe vorderingen
aan hetgeen in eerste instantie is geëist toe te voegen en de Raad
derhalve de nieuwe eisen van appellante niet in behandeling kan
nemen
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge het Arbitrage-Bondsreglement alle geschillen tus
sen de leden onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter
zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals geregeld in dat
arbitragereglement
dat dus de Raad van Beroep bevoegd is van dit geschil in hoger
beroep kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitrage
college in tweede en hoogste instantie;
dat appellante overeenkomstig het daaromtrent in het Arbitrage-
Bondsreglement bepaalde tijdig in hoger beroep is gekomen;
dat de grieven van appellante tegen het vonnis van de Com
missie van Geschillen in hoofdzaak hierop neerkomen, dat deze
Commissie a. zich in deze ten onrechte bevoegd heeft verklaard,
aangezien noch de N.V. Melior Films noch de N.V. Riofilms bij
het onderhavige geschil betrokken is, doch twee niet-leden van de
Bond, b. van het geschil kennis genomen hebbende ten onrechte
de vordering van geïntimeerde ontvankelijk heeft verklaard, aange
zien geïntimeerde geen rechten op de films „Geliebtes Fraulein
Doktor" en „Heimatglocken" heeft en de heer Arts persoonlijk en
niet appellante gevolmachtige van König Film is en c. deswege ook
ten onrechte de vordering van geïntimeerde gegrond heeft ver
klaard
dat de Raad de grief van appellante, dat de Commissie van Ge
schillen zich ten onrechte bevoegd heeft verklaard, niet kan delen,
aangezien alle geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bio
scoop-Bond onderling aan de Bondsarbitrage onderworpen zijn en
in het onderhavige geval het lid de N.V. Melior Films contra het
lid de N.V. Riofilms een vordering heeft ingediend;
dat de Raad echter de grief van appellante, dat de Commissie
van Geschillen ten onrechte de vordering van geïntimeerde ont
vankelijk heeft verklaard, kan onderschrijven;
dat immers bij het nader onderzoek van de Raad is komen vast
te staan, dat de licentierechten inmiddels geëxpireerd die
Melior Films, eigenaar de heer R. A. van Mourik, van König Film
contractueel had verworven, niet bij schriftelijke overeenkomst tus
sen partijen op geïntimeerde zijn overgedragen en daartoe zelfs niet
door Melior Films op enigerlei wijze stappen zijn ondernomen;
dat echter een overdracht van auteursrechten alleen mogelijk is
bij schriftelijke overeenkomst, waarvoor de medewerking van beide
partijen is vereist en het standpunt van geïntimeerde, dat de on
derhavige licentierechten automatisch van Melior Films, eigenaar
de heer R. A. van Mourik, op geïntimeerde zouden zijn overgegaan,
derhalve moet worden verworpen
dat geïntimeerde derhalve geen rechten op de films „Geliebtes
Fraulein Doktor" en „Heimatglocken" had en dus ook geen titel
voor enige vordering terzake, zodat zij in haar vordering op ap
pellante niet ontvankelijk kan zijn;
dat hetgeen appellante overigens heeft gesteld gezien het voren
staande weliswaar niet meer terzake dienende is, doch de Raad
het toch wenselijk acht nog een tweetal punten in zijn overwegin
gen te betrekken;
dat de Raad in de eerste plaats de overweging van de Commissie
van Geschillen, dat het in het zakenverkeer tussen leden van de
209