Internationale filmstatistiek causerieën van de heren J. Smit. directeur van Smit's Re clame-, Advies- en Servicebureau. J. L. van Leeuwen, be drijfsdirecteur van de N.V. Filmverhuurkantoor Neder land en D. Monnickendam. directeur van het Chicago Theater te Eindhoven. De heer D. Smit heeft enkele denkbeelden ontvouwd over het maken van reclame in het algemeen en over het maken van collectieve reclame in het bijzonder. Hij heeft er daarbij de nadruk op gelegd, dat de problemen, waar mede het film- en bioscoopbedrijf thans worstelt, niet zoveel verschillen van die van andere bedrijven. Dit alles heeft hij met de nodige voorbeelden toegelicht. Sprekende over de collectieve reclamecampagne noemde de heer Smit de filmroos het symbool van het vertrouwen in de toekomst van het film- en bioscoopbedrijf. Grote waarde voor het welslagen van de pogingen om het bio scoopbezoek te stimuleren moet worden gehecht aan het collectieve enthousiasme van alle bedrijfsgenoten. De heer Van Leeuwen heeft de wijze, waarop de Ame rikaanse filmwereld vóór 1940 reclame maakte uitvoerig geschetst. Hij karakteriseerde haar als merkreclame, ge heel gericht op de namen der grote produktiemaatschap- pijen, gecombineerd met het filmsterrensysteem, het ge heel gebaseerd op een fabrieksmatige produktie van films. In de jaren na 1945 moest dit systeem worden losgelaten, mede als gevolg van de toepassing van de antitrustmaat- regelen, waardoor de grote filmmaatschappijen genood zaakt werden haar theaterbezit af te stoten. Dit heeft ge leid tot de opkomst van een groot aantal onafhankelijke producers en het toespitsen van de reclameactiviteiten op individuele films. De Amerikaanse reclame is anderzijds gericht op de bioscoopbezoekers in de gehele wereld. In vele gevallen zal de bioscoopexploitant echter zijn reclame moeten aanpassen bij de plaatselijke omstandigheden. De heer Van Leeuwen heeft zijn betoog met verschillende voorbeelden geïllustreerd. De derde spreker, de heer D. Monnickendam, heeft in zijn causerie aan de hand van talrijke gevallen uit de praktijk uiteengezet, op welke wijze de manier van recla- memaken kan worden gemoderniseerd. Bijzonder interes sant was zijn pleidooi voor een versterking van de public relations, aangezien er op dit punt bij menige bioscoop- onderneming veel ontbreekt. Spreker achtte het van groot belang, dat er van Bonds- wege naar analogie van het werk der Technische Commis sie op het gebied van de technische outillage der biosco pen, een commissie in het leven zou worden geroepen, die tot taak zou krijgen de vakbekwaamheid van bio scoopondernemers en hun bedrijfsleiders te testen en op te voeren. Na de lunchpauze werden vele vragen gericht tot het forum, bestaande uit de drie inleiders van de ochtend bijeenkomst, alsmede uit de heer D. de Vilder, public relationchef van Smit's Reclamebureau. Als Voorzitter van het forum trad op de heer H. W. Hagenberg. adjunct directeur van de Bond. Deze heeft het forum ingeleid met een korte rede, waarin hij begon met een woord van lof voor het initiatief van het Afdelingsbestuur om deze Dag der Reclame te organiseren. Uit de grote belangstelling, die de leden voor deze bijeenkomst tonen, concludeerde hij, dat men zich in de kringen van ons bedrijf ook be wust was, dat goede reclame meer dan ooit noodzakelijk is. De heer Hagenberg vond film een moeilijk verkoop baar artikel. Kledingstukken kan men etaleren en laten passen. Levensmiddelen kan men laten proeven, parfum laten ruiken, machines kan men demonstreren. Al deze artikelen zijn tastbaar en men kan ze ruilen. Niets van dit alles is bij films mogelijk. Behalve foto's en trailers kunnen wij niets etaleren of laten zien. Onze reclame moet suggereren, dat wij iets te bieden hebben, dat zijn geld ruimschoots waard is. Die suggestie is moeilijk te reali seren. Toen iemand lang geleden voor het eerst een ko mische film aankondigde met de aanbeveling: lachen, gie ren, brullen was dat doeltreffend. Nu is het afgezaagd. ja zelfs afstotend. Nu moeten alle middelen van het mo derne reclamearsenaal worden aangegrepen om succes te boeken. De collectieve campagne van de Bond is gericht op het scheppen van goodwill voor de bioscoop in het algemeen. Daarop moet de reclame van de leden indivi dueel voortbouwen. Na deze inleiding begon het forum met de beantwoor ding van de vragen. Het ontbreekt ons aan plaatsruimte om verslag te doen van de vele interessante vragen, die allerlei facetten van de reclame raakten en de boeiende gedachtenwisseling. die daarop volgde. Volstaan moge worden met te rappor teren, dat met deze discussie de gehele middag gemoeid was en dat het forum zich heeft ingespannen om alle vragen op bevredigende wijze te beantwoorden. Al met al is de Dag der Reclame voor Bestuur en leden der Afdeling Het Zuiden een groot succes geworden. Blijkens een uitgave van de Unesco wa ren verleden jaar op de gehele wereld 167.000 bioscopen in bedrijf tegenover 95.000 bioscopen in het jaar 1946. In het jaar 1960 werden in Japan 423 films ge produceerd, in India 312. De Verenigde Staten van Amerika stonden op de derde plaats. Hier werden slechts 223 films ge produceerd tegenover 432 in het jaar 1948. Na de Verenigde Staten volgen Hong Kong, Italië, Frankrijk, de Sowjet- Unie, Groot-Brittannië en West-Duitsland. Opvallend is het zeer grote aandeel in de wereldproduktie van Japan. Blijkens een rapport van het Amerikaanse Ministe rie van Handel heeft dit land in de perio de van maart 1960 tot april 1961 in totaal 547 speelfilms geproduceerd, dit is vijftig procent meer dan de Amerikaanse speel- filmproduktie in dezelfde periode. Van het genoemde aantal waren 239 kleuren films. Bovendien werden in deze periode 960 documentaires en instructiefilms ver vaardigd. In dezelfde periode produceerde de Engelse filmindustrie slechts zeventig speelfilms. Het is helaas niet bekend, hoe veel kapitaal in de Japanse speelfilmpro ductie wordt geïnvesteerd. Hoewel het duidelijk is, dat de productiekosten der films in Japan lager liggen dan in Ameri ka en Engeland, zou het zeer leerrijk voor de laatstgenoemde landen zijn om de tech nische en economische situatie op het ge bied van de filmproduktie in Japan te bestuderen. In het jaar 1960 waren over de gehele wereld niet minder dan 41.035 speelfilms in roulatie, hetgeen overeenkomt met veer tien maal de jaarlijkse speelfilmproduktie. De Verenigde Staten nemen nog steeds duidelijk de eerste plaats in op de bio scoopschermen in de wereld: van de ruim 40.000 speelfilms in 1960 in omloop wa ren niet minder dan 16.700 van Ameri kaanse makelij. Dit is veertig procent van het geheel. Groot-Brittannië neemt de tweede plaats in met negen procent en daarop volgen Frankrijk met acht procent, Italië met zeven procent en Duitsland met vijf en een half procent. De overige film- producerende landen namen gezamenlijk iets meer dan dertig procent van de ver toonde films voor hun rekening. In West-Europa voerden de films uit de Verenigde Staten in 1960 eveneens duidelijk de boventoon. Van de 6717 films, die in dat jaar in West-Europa in omloop waren, leverde Amerika er 2444. Dit is 36 procent. 238

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 15