CicT grote bekendheid te geven; dat eiseres twee 70 mm copieën van deze film a raison van ongeveer 25.000,per stuk heeft aangeschaft, omdat alle voordelen van het 70 mm systeem op het gebied van het grote beeldformaat, de dieptescherpte, de kleuren en het geluid alleen tot hun recht komen bij projectie door middel van 70 mm copieën; dat hoe waar het ook moge zijn, dat de film „Koning der koningen" is opgenomen op een filmband ter breedte van 70 mm, gedaagde de film alleen met 35 mm copieën in rou latie brengt en dat door dit laatste niet in de advertenties te ver melden het publiek gesuggereerd wordt, dat de film „Koning der koningen'" vertoond wordt in overeenstemming met het 70 mm systeem; dat echter de voordelen van dit systeem verdwijnen bij projectie door middel van 35 mm copieën: dat het publiek bij het zien van de film „Koning der koningen" teleurgesteld zal zijn in zijn verwachtingen en dat het gevaar bestaat, dat het publiek minder belangstelling voor de film „El Cid" zal krijgen; dat daar uit volgt, dat eiseres aanzienlijke schade heeft geleden en bij voortzetting van de advertenties van de film „Koning der ko ningen" nog meer schade zal lijden; dat eiseres aan de door haar gevorderde schadevergoeding toe voegt de woorden: „of zoveel minder als de Commissie billijk acht"; dat mr Giltay Veth namens eiseres hieraan in hoofdzaak heeft toegevoegd, dat de reclame van gedaagde voor de film „Koning der koningen" misleidend is; dat gedaagde zich daardoor tegen over eiseres schuldig maakt aan een onrechtmatige daad; dat eise res op de hiervoor aangegeven gronden schade lijdt en dat gedaag de deze schade behoort te vergoeden; dat de hoegrootheid van de reeds geleden schade kan worden afgeleid uit de prijs der ge wraakte advertenties en overigens door de Commissie ex aequo et bono moet worden vastgesteld; dat de gevorderde schadevergoeding van voor elke verdere advertentie, waarin gedaagde de film „Koning der koningen" met de woorden „opgenomen in super- technirama 70 mm" zou aankondigen, beschouwd moet worden als een dwangsom; dat eiseres verzoekt het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren; dat mr. Van Schalk namens gedaagde vervolgens in hoofdzaak heeft verklaard, dat gedaagde persisteert bij haar opvatting, dat haar niet verweten kan worden, dat zij in overeenstemming met de waarheid in haar advertenties vermeldt, dat de film „Koning der koningen" is opgenomen op 70 mm; dat eiseres niet heeft aangetoond, dat zij schade heeft geleden en hoe groot de schade is: dat toewijzing van een dwangsom niet mogelijk is, nu de Commissie reglementair bevoegd is disciplinaire maatregelen te nemen ingeval haar vonnis niet wordt nageleefd; OVERWEGENDE: dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge het bepaalde in artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bio scoop-Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement;; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat tussen partijen vaststaat, dat de film „King of Kings" (door gedaagde in Nederland uitgebracht onder de titel „Koning der koningen") bij de produktie is opgenomen op een filmband ter breedte van 70 mm en dat gedaagde voor de exploitatie van deze film in Nederland alleen gebruik maakt van copieën van de nor male breedte van 35 mm; dat eveneens tussen partijen vaststaat, dat de film „El Cid" bij de produktie is opgenomen op een filmband ter breedte van 70 mm en dat eiseres voor de exploitatie van deze film in Nederland alleen gebruik maakt van copieën ter breedte van 70 mm (althans gedurende de eerste tijd van de exploitatie) dat het voorts vaststaat, dat alle voordelen van een op een 70 mm band opgenomen film uit een oogpunt van beeldgrootte, kleur, dieptescherpte en geluidsreproductie, alleen door het gebruik van 70 mm copieën volledig tot hun recht komen en dat deze voor delen veel minder tot hun recht komen bij het gebruik van 35 mm copieën dat eiseres om van de voordelen van het 70 mm systeem ten volle te profiteren twee 70 mm copieën van de film „El Cid" heeft aangeschaft, elk ter waarde van ongeveer 25.000, dat de woorden „opgenomen in super-technirama 70 mm" in de advertenties, welke in de dagbladen ter aankondiging van de film ..Koning der koningen" zijn verschenen en waarvoor gedaagde haar verantwoordelijkheid heeft erkend, het publiek suggereren, dat het in de bioscoop een film te zien krijgt van het 70 mm formaat; dat immers het publiek niet geacht kan worden op de hoogte te zijn van de techniek van het produceren van films en het maken van filmcopieën en dus ook niet kan bevroeden, dat een film, die is opgenomen op een filmband ter breedte van 70 mm, kan worden afgedrukt op een band van 35 mm breedte; dat het publiek niet geacht kan worden onderscheid te zien in de woorden „70 mm super-technirama" als vermeld in de ad vertenties van de film „El Cid" en de woorden „opgenomen in super-technirama 70 mm" als vermeld in de advertenties van de film „Koning der koningen"; dat het gevaar bestaat, dat vele bezoekers van de voorstellingen met de film „Koning der koningen", verwachtende een 70 mm film te zien, tot de conclusie komen, dat een 70 mm film identiek is met een gewone film van het verbrede formaat, zoals bijvoor beeld het cinemascope-formaat en dat voor hen en ook voor degenen, die zij deelgenoot van hun ervaring maken de aan trekkelijkheid van de film „El Cid" verloren gaat, hetgeen een nadelige invloed op de exploitatie-uitkomsten van laatstgenoemde film moet uitoefenen; dat gedaagde, aan wie het reeds bekend was, dat eiseres de film „El Cid" met 70 mm-copieën uitbracht, door het vermelden van „opgenomen in 70 mm" in haar advertenties voor „Koning der koningen" zonder daarbij duidelijk te maken, dat deze film door middel van 35 mm copieën zou worden vertoond, de zorg vuldigheid uit het oog heeft verloren, welke haar in het zakelijk verkeer in het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf ten aanzien van de belangen van haar collega-eiseres betaamt; dat gedaagde zich aan een onrechtmatige daad tegenover eiseres heeft schuldig gemaakt; dat al hetgeen partijen verder ter staving of betwisting der vordering hebben aangevoerd als niet ter zake dienende buiten beschouwing moet blijven; dat de eerste vordering van eiseres, namelijk, dat gedaagde in haar advertenties voor de film „Koning der koningen" dient te vermelden, dat de film op 35 mm en cinemascope wordt vertoond, niet ontvankelijk is, omdat de naam „cinemascope" beschermd is en niet gebruikt mag worden voor films, die niet volgens het cinemascope systeem zijn vervaardigd en uiteraard van gedaagde niet verlangd mag worden, dat zij door het gebruik van het woord „cinemascope" in verband met de film „Koning der ko ningen" zich schuldig maakt aan een onrechtmatige daad tegenover de rechthebbenden op de naam cinemascope; dat de tweede vordering van eiseres gegrond moet worden ge acht, zij het, dat onderscheid dient te worden gemaakt tussen de schade, welke eiseres geleden heeft tengevolge van de door ge daagde tot en met 20 december 1961 reeds geplaatste advertenties voor de film „Koning der koningen" met de woorden „70 mm" en de dwangsom, die eiseres vordert voor elke advertenties van die aard, welke eiseres verder nog zou plaatsen; dat gedaagde moet worden veroordeeld tot betaling van de schade, nader op te maken bij staat, welke eiseres geleden heeft tengevolge van de tot en met 20 december 1961 door gedaagde reeds geplaatste advertenties voor de film „Koning der koningen" met de woorden „opgenomen in super-technirama 70 mm" dat wat de gevorderde dwangsom betreft, gedaagde het stand punt inneemt, dat de Commissie geen dwangsom zou kunnen toe wijzen wegens het feit, dat de Commissie krachtens het Arbitrage Bondsreglement bevoegd is bij niet-nakoming van een door haar gewezen vonnis disciplinaire maatregelen te nemen, maar dat dit reglement geen enkele beperkende bepaling aan de eisende partij ten aanzien van het karakter der in te. stellen vordering oplegt en evenmin de Commissie in haar bevoegdheid ten aanzien van het toewijzen van vorderingen tot het betalen van dwangsommen beknot; dat de vordering betreffende de betaling van een dwangsom van voor elke verdere advertentie voor de film „Koning der koningen", waarin de woorden „opgenomen in super-technirama 70 mm" voorkomen, gegrond moet worden geacht; dat gedaagde moet worden veroordeeld in de geschilkosten, welke met het oog op de omvang van het geschil zijn bepaald op 100,— dat eiseresses verzoek om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet voor inwilliging vatbaar is, aangezien artikel 18 van het Arbitrage Bondsreglement bepaalt, dat een beslissing, waarvan hoger beroep openstaat, niet in werking treedt alvorens de appeltermijn verstreken is; 246

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 22