m a Juk gingen hebben. De maatregel is bedoeld om de filmindustrie in West-Berlijn meer werk te geven. De faciliteiten op het ge bied van de omzetbelasting, die thans voor de filmindustrie zijn aangekondigd, zijn reeds geruime tijd in andere sectoren van het Westduitse bedrijfsleven van toepas sing. Overigens is de omvang van de over heidshulp voor het lopende begrotingsjaar nog niet van een zodanige aard, dal er voor de Duitse filmindustrie geen reden tot ongerustheid zou zijn. Integendeel, sinds de huishoudelijke commissie uit de Westduitse Bondsdag haar oordeel heeft uitgesproken over de plannen van de re gering op het gebied van de steun aan de filmindustrie is de vrees gerechtvaardigd dat de Bondsdag minder geld beschikbaar zal stellen dan de regering had gevraagd. Weliswaar heeft de huishoudelijke com missie aanvaard, dat voor 1962 ten behoeve van de Export-Union der Deutschen Film industrie een bedrag van 500.000 mark in plaats van 140.000 mark wordt uitgetrok ken, maar zij heeft tevens aanbevolen, dat van het totale bedrag 200.000 mark voor lopig zullen worden geblokkeerd. Van het bedrag van acht miljoen mark, dat het Westduitse ministerie van Binnen landse Zaken voor de filmindustrie had uitgetrokken, wenst de huishoudelijke com missie één miljoen geschrapt te zien, ter wijl zij bovendien één miljoen mark wenst te blokkeren. Daarmede zouden dan de beschikbare middelen voor het toekennen van filmpremies met twee miljoen mark dalen. Voor het film- en bioscoopbedrijf is dit uiteraard een grote teleurstelling, te meer, omdat het jaar 1961, toen voor het eerst speelfilmpremies tot een totaal bedrag van vier miljoen mark werden toegekend, een slecht jaar is geweest. In 1961 moesten niet minder dan 250 bioscooptheaters in West-Duitsland hun deuren sluiten (in 1960 waren dat 135). In twee jaar tijd hebben 385 bioscopen de strijd moeten staken, dat wil zeggen meer dan vijf pro cent van het totale aantal theaters, dat West-Duitsland in 1959 telde. Maar ook de Westduitse filmproduktie vertoonde in 1961 een schrikbarende achteruitgang: er kwamen in dat jaar slechts 73 speelfilms gereed tegen 96 in 1960. Men is in Duitsland algemeen van mening, dat een produktie van minstens tachtig speelfilms noodzakelijk is, om een voldoende aanbod van binnenlandse speel films mogelijk te maken. Het zegt in dit verband wel wat, dat in 1961 het West duitse film- en bioscoopbedrijf een bedrag van tachtig miljoen mark aan de gemeen ten moest afstaan in de vorm van verma- kelijkheidsbelasting. Men had voor dit be drag ongeveer tachtig speelfilms kunnen vervaardigen. Het vraagstuk van de filmproduktie is onder de huidige omstandigheden in hoofd zaak een financieringsprobleem. Financiële instellingen zijn nauwelijks nog bereid om tegen normale voorwaarden gelden voor de filmproduktie beschikbaar te stellen. Dit probleem heeft thans ook de aandacht van de Bondsregering en van de regeringen van de Bondslanden. De gedachten gaan daarbij uit naar de oprichting van een speciale filmbank. Er zijn thans besprekingen gaande tus sen de Bondsrepubliek en de Bondslanden. Intern is echter nog geen oplossing ge vonden, maar men denkt aan een drietal mogelijkheden, namelijk oprichting van een filmbank door particuliere krediet instellingen, door de staat of door de film industrie zelf in het kader van de „Selbst- hilfe". In welingelichte kringen is men echter de mening toegedaan, dat een com binatie van deze drie mogelijkheden de meeste kans van slagen zou maken. Informele gesprekken schijnen erop ge richt te zijn de ontbrekende financierings bereidheid van de kredietinstellingen al dus op te vangen, dat van de zijde van de staat, eventueel met medewerking van de Bondslanden, middelen ter beschikking worden gesteld voor de financiering van de lopende filmproduktie en voor de vor ming van een beginkapitaal voor de op te richten filmbank. Al is dus de situatie in het Westduitse film- en bioscoopbedrijf zeer somber, niet temin is er toch ook wel sprake van ini tiatieven, die van een zeker optimisme ge tuigen. Als zodanig kan men het plan beschouwen van de Westberlijnse filmpro ducent Arthur Brauner, die zojuist een nieuwe produktiemaatschappij „Kunstfilm" heeft gesticht. Deze organisatie zal jonge, talentvolle filmers, die nog niet eerder een speelfilm hebben vervaardigd, de ge legenheid bieden films naar eigen inzicht te maken. Kunstfilm krijgt een kapitaal van een miljoen mark, waarmede in het Bert Haanstra heeft onlangs een nieuwe film voltooid, die een interessant beeld geeft van de omvangrijke werken, die in het kader van het Delta plan in de Zeeuwse wateren worden uit gevoerd. Tijdens de verfilming van ^Del ta Phase 1" zijn een aantal zwenkopnamen van boven naar bene den gemaakt, waarbij gebruik werd ge maakt van een zelf vervaardigde opna mekraan, die gemon teerd was op een aanhangwagen. Op de foto ziet men de op namekraan in wer king; de heer Huan- stra houdt zelf de touwtjes in handen. 272

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 17