Oostenrijkse regering gaat filmindustrie steunen Filmfestival te Cannes met twee dagen verlengd Eerste Amerikaans- Russische co-produktie eerste jaar drie films kunnen worden ge maakt met een budget van ongeveer 350.000 mark. Het ligt in de bedoeling om met deze drie experimentele films in West- Duitsland een vernieuwing van de film kunst in te luiden. Zodra men het over de te verfilmen stof eens is geworden, zullen de jonge cineas ten volledig hun gang kunnen gaan: zij zullen van de producent geen enkele aan wijzing ontvangen en de volledige vrijheid hebben om te experimenteren. De pro- duktie van Kunstfilm zal ook in volgende jaren worden voortgezet, tenzij de eerste drie films tot een volledig verlies van het geïnvesteerde miljoen leiden. Het bedrag van 350.000 mark, dat per film beschikbaar zal zijn, is minder dan eenderde van de gemiddelde kosten, die voor de produktie van een gewone West- duitse speelfilm worden gemaakt. In Oostenrijk begint de overheid naar men mag aannemen op het voorbeeld van andere landen belangstelling te krijgen voor de problemen van de film- en bioscoopwereld. Het Oostenrijkse ministerie van Onderwijs heeft thans namelijk aange kondigd, dat op de rijksbegroting voor 1963 een aanzienlijk bedrag zal worden uitgetrokken voor de bevordering van de nationale speelfilmproduktie. Daartoe is reeds overeenstemming bereikt met het ministerie van Financiën. Het is nog niet bekend op welke wijze deze overheidssteun aan de filmindustrie ten goede zal komen, Evenmin is aange kondigd, hoe groot het bedrag zal zijn, dat op de begroting zal worden uitgetrokken. Wel is bekend, dat de subsidies in begin sel zullen worden verleend aan films, die een algemeen kunstzinnige en culturele betekenis hebben. Bovendien moet de filmproducent om voor steun in aanmer king te komen zijn films op de internatio nale dus niet alleen de Westduitse filmmarkt uitbrengen. De Oostenrijkse filmproducenten maken een moeilijke tijd door. De Oostenrijkse filmuitvoer, die voor de industrie onont beerlijk is, is uiteraard voor een zeer be langrijk deel aangewezen op de Westduitse markt. De concurrentie met de Westduitse film is echter zeer moeilijk geworden, nu de Westduitse filmindustrie door de in stelling van een filmpremiestelsel door de Bondsregering financieel sterk gesteund wordt. Men is dan ook van mening, dat steun van de Oostenrijkse overheid voor de filmindustrie een bestaansvoorwaarde is ge worden. Niettemin maken de Oostenrijkse film producenten zich zorg over de wijze, waar op de overheidssteun zal worden verstrekt. Het zal er helemaal van afhangen, wat men onder een goede film verstaat en wie de films zal beoordelen, of er van een effec tieve steun sprake zal zijn. Om de filmin dustrie voldoende hulp te geven zal men, evenals dat in het Westduitse filmpremie stelsel het geval is, ook de „goede ontspan- ningsfilm" in de subsidieregeling dienen te betrekken. Men ziet daarom in de aangekondigde plannen voor regeringssteun aan de film industrie slechts een eerste stap op de weg naar een meer omvattend filmbeleid, dat erop gericht zal zijn de positie van de Oostenrijkse speelfilmindustrie te verstevi gen, onder meer ook door de afschaffing van buitengewone fiscale lasten, zoals de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoor stellingen. Een kleine verbetering op het gebied an de vermakelijkheidsbelasting is inmiddels te Wenen tot stand gekomen. In de Oos tenrijkse hoofdstad is besloten de tarieven van de vermakelijkheidsbelasting op bios coopvoorstellingen enigszins te verlagen. De verlaging zal in het bijzonder de kleine en de middelgrote theaters ten goede komen. Voor de kleine theaters worden de tarieven verlaagd van tien tot vijf procent. De grootste theaters profiteren aanzienlijk minder: het hoogste tarief van de vermake lijkheidsbelasting, dat 28 procent bedraagt, wordt teruggebracht tot 25 procent. In Wenen is bovendien een principiële wijziging op het gebied van de vermake lijkheidsbelasting aangekondigd: de be lasting zal niet meer gericht zijn op de bioscoopexploitant maar op de bioscoop bezoeker. Dit heeft als voornaamste ge volg, dat de bioscoopexploitanten over het bedrag van de vermakelijkheidsbelasting geen omzetbelasting meer zullen behoeven te betalen. Ten gevolge van het grote aantal speel films, dat is aangemeld voor deelneming aan het Internationale Filmfestival te Can nes, heeft de festivalleiding moeten beslui ten de duur van het festival met twee da gen te verlengen om de toegelaten films een behoorlijke plaats op het programma te kunnen geven. Het festival wordt nu gehouden van 7 tot 23 mei. Reeds hebben 33 landen films voor het festival aange meld. Inmiddels is bekend geworden, dat de Amerikaanse voorlichtingsdienst, de United States Information Agency, zich heeft be last met de zorg voor de keuze van de Amerikaanse films, die dit jaar aan inter nationale filmfestivals zullen deelnemen. De U.S.I.A. heeft daartoe een commissie gevormd, waarin tevens de verenigingen van acteurs, regisseurs, producenten en scenarioschrijvers in de Verenigde Staten zijn vertegenwoordigd. De commissie zal tevens de officiële afvaardiging van delega ties naar de festivals vaststellen. Tot nu toe werden de regelingen met betrekking tot de Amerikaanse deelne ming aan internationale filmfestivals ge troffen door de Motion Picture Export As- sociation of America, de M.P.E.A., die de belangen van de Amerikaanse filmindustrie in het buitenland behartigt. De M.P.E.A. heeft echter geweigerd een Amerikaanse film voor het festival te Cannes aan te wijzen en tevens laten blijken, dat zij zich waarschijnlijk ook niet zou inlaten met de aanmelding van films voor de festivals van San Sebastian, Berlijn en Venetië. Deze houding van de M.P.E.A. is een gevolg van de ontwikkeling, die zich de laatste tijd op het gebied van de internatio nale filmfestivals aftekent. De internatio nale organisatie van filmproducenten streeft er namelijk naar te komen tot een sanering van de festivals, die zo talrijk zijn, dat het vrijwel onmogelijk is om alle fes tivals van voldoende films te voorzien. De internationale filmproducentenorganisatie heeft daarom aan de erkende festivals een strengere reglementering voorgeschreven. Dit heeft er onder meer toe geleid, dat in de reglementen van de festivals te Cannes en Berlijn bepalingen zijn opgenomen, die het de festivalleiding mogelijk maken films, die niet aan bepaalde artistieke maatsta ven voldoen, af te wijzen. Onder deze om standigheden heeft de Motion Picture Ex port Association zich niet meer met de aanwijzing van films voor festivals willen belasten. De onafhankelijke Amerikaanse film producent Lester Corvan zal in samen werking met enkele Russische cineasten de eerste speelfilm in Amerikaans-Russi- sche co-produktie vervaardigen. Als onder werp van de film is gekozen een roman van de Amerikaanse auteur Mitchell Wil- son „Meeting at a far Meridian". De film zal in kleuren worden opgenomen volgens het Russische Sovcolorsysteem en op ze ventig millimeter materiaal worden uit gebracht. Voor de hoofdrollen zijn zowel Amerikaanse als Russische acteurs aan getrokken. De opnamen zullen in de komende win ter en het voorjaar worden gemaakt, ge deeltelijk in Hollywood en gedeeltelijk in Russische studio's. De co-produktie komt tot stand in het kader van het culturele uitwisselingspro gramma, dat door de regeringen van de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie is overeengekomen. 273

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 18