dat de heer P. J. N. R. Ooms namens eiseres in hoofdzaak heeft verklaard, dat in het request een fout is geslopen, dat name lijk aan de reeds vermelde posten moet worden toegevoegd het bedrag van voor te weinig betaalde filmhuur voor de film „The F.B.I.-story", vertoond op 21 en 22 oktober 1961; dat derhalve het gevorderde bedrag groot is; dat gedaagde herhaalde malen is aangemaand tot betalen en dat gedaagde nim mer eiseresses vorderingen heeft betwist; dat de heer P. J. N. R. Ooms namens eiseres de Commissie heeft verzocht bij veroordeling van gedaagde in het vonnis te be palen, dat de straf van boycot ten opzichte van gedaagde wordt uitgevaardigd, indien gedaagde niet voldoet aan de uitspraak van de Commissie dat de Voorzitter der Commissie van Geschillen heeft gesteld, dat in casu wel naar de letter, maar niet naar de geest van het arbitragereglement van een geschil sprake is, aangezien gedaagde de vorderingen niet heeft betwist en dat de Commissie van Ge schillen niet de taak heeft om als incassobureau op te treden; dat hij de heer P. J. N. R. Ooms heeft gevraagd, waarom eiseres aan gedaagde niet tijdig sommaties heeft laten zenden door de Filmlmursehuld-Commissie dat de heer P. J. N. R. Ooms namens eiseres hierop heeft ge antwoord, dat gedaagde hem ter voldoening van de filmhuur een ongedekte postcheque heeft gezonden; OVERWEGENDE: dat partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitrage- Bondsreglement alle geschillen tussen leden onderling met uit sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de bonds arbitrage, zoals die is geregeld in dit arbitragereglement dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat mitsdien eiseresses vordering moet worden toegewezen met gedaagdes veroordeling in de geschilkosten, die zijn bepaald op ƒ50,— RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK HEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijke kwijting te betalen VEROORDEELT gedaagde voorts tot betaling der geschilkosten, bedragende 50, VERSTAAT dat ingevolge artikel 18 van het Arbitrage-Bonds reglement de straf van boycot ten opzichte van gedaagde wordt uitgevaardigd, indien gedaagde in gebreke blijft beide genoemde bedragen te betalen voor 25 april 1962. Aldus gewezen te Amsterdam op 28 maart 1962. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake NV. FILMFABRIEK POLYGOON, gevestigd te Hilversum en kantoor houdende aldaar aan de Steynlaan 5, eiseres, contra ERVEN B. BRANBERGEN, exploitanten van de Filmonder- neming Okaphone te Groningen en kantoor houdende aldaar aan de Oude Ebbingestraat 60, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Bondsreglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbi tragecollege voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 17 januari 1962 een geschil contra ge- gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast: dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 28 maart 1962 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar is verschenen de heer M. A. Ebbers, leider-procu ratiehouder van eiseres; dat gedaagde niet is verschenen en van hem generlei bericht van verhindering is ingekomen; dat de heer M. A. Ebbers namens eiseres in hoofdzaak heeft ver klaard, dat het gevorderde bedrag bestaat uit filmhuur voor sedert 1957 geleverde journaals, dat eiseres gedaagde herhaalde malen heeft aangemaand tot betaling en dat gedaagde nimmer eiseresses vorderingen heeft betwist; dat de Voorzitter der Commissie van Geschillen heeft gesteld, dat in casu wel naar de letter, maar niet naar de geest van het arbitragereglement van een geschil sprake is, aangezien gedaagde de vorderingen niet heeft betwist en dat de Commissie van Ge schillen niet de taak heeft om als incassobureau op te treden, dat de Voorzitter de heer Ebbers heeft gevraagd, waarom eiseres aan gedaagde niet tijdig sommaties heeft laten zenden door de Film- huurschuld-Commissie dat de heer M. A. Ebbers namens eiseres hierop in hoofdzaak heeft geantwoord, dat hem niet nauwkeurig bekend is, of er al dan niet sommaties voor de filmhuurbedragen, waaruit de vor dering is samengesteld, zijn verzonden aan gedaagde en dat de achterstand voor een groot deel is toe te schrijven aan de moei lijkheden, die ontstaan zijn door het overlijden van de heer B. Branbergen; OVERWEGENDE: dat partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond en dat ingevolge artikel 32 van de Statuten en artikel 1 van het Arbitrage- Bondsreglement alle geschillen tussen leden onderling met uit sluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de bonds arbitrage, zoals die is geregeld in dat Arbitragereglement; dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder havige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie heeft, gebracht en dat de ingestelde vordering aan de Commissie niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt; dat mitsdien eiseresses vordering moet worden toegewezen met gedaagdes veroordeling in de geschilkosten, die zijn bepaald op ƒ50,— RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR BILLIJK HEID: VEROORDEELT gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijke kwijting te betalen VEROORDEELT gedaagde voorts tot betaling der geschilkosten, bedragende ƒ50, Aldus gewezen te Amsterdam op 28 maart 1962. De COMMISSIE VAN GESCHILLEN (TWEEDE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend ARBITRAAL VONNIS gewezen inzake UNIVERSAL INTERNATIONAL FILMS (NEDERLAND) N.V., gevestigd te Amsterdam en kantoor houdende aldaar aan de Keizersgracht 698, eiseres, contra de heer L. P. VROLIJK, exploitant van het Luxor Theater te Steenbergen en kantoor houdende te „Boombosch" Oud-Gastel, gedaagde. De Commissie van Geschillen (Tweede Kamer) van de Neder landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage- Bondsreglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbi tragecollege voor de beslechting van geschillen tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, IN AANMERKING NEMENDE: dat eiseres bij request d.d. 19 februari 1962 een geschil contra ge- gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn ingelast; dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zitting, gehouden op woensdag 28 maart 1962 op het Bondsbureau, Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam; dat aldaar is verschenen de heer Ph. J. A. Jansen, gemach tigde van eiseres; 280

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 24