Wijziging Bioscoopwet Vermakelijkheidsbelasting exploiteren van onze zaken. Het is een verheugend verschijnsel, dat het begrip groeiende is voor de wijze, waarop wij het publiek hebben te bedienen en te benade ren. Degenen, die op dit gebied zijn achtergebleven raad de de Bondsvoorzitter aan de voorbeelden te bestuderen en na te volgen. Laat men beseffen, dat op het stuk van de publiciteit bijzondere ontwikkelingen gaande zijn, die een voortborduren op het oude schabloon niet meer toe laten. Laat men zijn kennis op dit terrein verruimen, laat men bij de tijd blijven. Dat geldt eveneens uiterlijk en in richting van de zaken. In het kader van de collectieve maatregelen voor het scheppen van goodwill en het creëren van belangstelling voor de film noemde de heer Miedema voorts de geslaagde Filmweek Arnhem. De medewerking, die wordt verleend aan de activiteiten van het Nederlands Filminstituut ten behoeve van de filmontwikkeling in ons land, moet men in dat zelfde licht zien. Een andere belangrijke aangelegenheid, waarmede wij geconfronteerd zijn, is de indiening van een wetsontwerp tot wijziging van de Bioscoopwet. Vorig jaar reeds is mel ding gemaakt van de werkzaamheid van het Hoofdbestuur om te voorkomen, dat er in stede van een technische wets wijziging een ernstige beperking van onze vrijheden op het door ons bestreken exploitatieterrein tot stand zou komen, een beperking die des te harder zou aankomen, omdat de concurrerende visuele media zich zonder wets- beperkingen kunnen ontplooien, zelfs ongeacht de natio nale grenzen. In een nota die het Hoofdbestuur heeft gericht aan de Tweede Kamer is onder meer bezwaar gemaakt tegen de in het ontwerp neergelegde gemeentelijke bevoegdheid tot het tussentijds wijzigen van voorwaarden verbonden aan de bioscoopvergunning, tegen de keuring van advertenties en affiches die niet in overeenstemming is te achten met met de Grondwet, tegen de voorgestelde uitbreiding der wettelijke sanctiemogelijkheden, alsmede tegen de ministe riële bevoegdheid om in bijzondere omstandigheden de openbare vertoning van films voor een zekere tijdsduur te verbieden. Grotere belemmeringen dan wij thans hebben, kunnen wij beslist niet verdragen en zij zijn in strijd met de ontwikkeling die zich internationaal voltrekt. Wij hebben inzonderheid nog gewezen op de bestaande extra beperkingen, die de wet ons en de bevolking oplegt met betrekking tot de mogelijkheid van nakeuring van gemeentewege. Als bedrijfsorganisatie respecteren wij na tuurlijk de individuele inzichten van onze leden op levens beschouwelijk terrein. Ook hebben zij, die verantwoorde lijkheid op dit terrein dragen, naar onze mening het recht hun inzichten tot gelding te brengen op de wijze zoals zij dit verkiezen. Wij ontzeggen echter wie ook het recht en het is van belang, dat deze kwestie de aandacht heeft getrokken van de volksvertegenwoordiging met de wet in de hand bij het zien van films normen aan te leggen volgens een bepaalde levensbeschouwing, die ook hen bindt voor wie die normen niet gelden. Daarbij komt nog, dat deze wettelijke beperking uitsluitend het filmmedium o-eldt en niet de overige communicatiemiddelen en cultuur- media. Het optreden van het Hoofdbestuur tegen de gemeente lijke nakeuring heeft bij sommigen onder ons blijkbaar kritiek ondervonden. Het Hoofdbestuur heeft echter niet anders gedaan dan het standpunt weergeven, dat de Bond van oudsher heeft ingenomen ten aanzien van deze vorm van nakeuring, die uniek in de wereld is. Het komt ten slotte op voor een eerlijke zaak, die ons gehele bedrijf aangaat en die inzonderheid de emancipatie van de film en van ons bedrijf geldt. Dit optreden is des te meer gerecht vaardigd, omdat de wet voorziet in de mogelijkheid van het aanvaarden van een vrijwillige keuring. Veel meer dan in aantasting van de individuele vrijheid zien wij de oplossing in vrijwillige beperkingen, in filmvoorlichting en filmvorming, op welk gebied ons bedrijf in de loop der jaren krachtige activiteiten heeft ontplooid, activitei ten die met handhaving van de persoonlijke vrijheid meer het verantwoordelijkheidsbesef in onze kringen, meer ook de ontwikkeling van de filmcultuur zullen dienen dan het tegen wil en dank in stand houden van verouderde verbodsbepalingen. Het stemt tot voldoening, aldus de Bondsvoorzitter, dat de Kamer blijkens het Voorlopig Verslag veel van onze bezwaren heeft overgenomen. In hoeverre dit effect zal hebben op de verdere parlementaire behandeling valt thans nog niet te beoordelen. Aan de vele problemen is een nieuw toegevoegd, name lijk dat van de toll-televisie. De heer Miedema gaf de verzekering, dat het Hoofdbestuur zich daaromtrent nauw keurig heeft geïnformeerd. Wanneer wij ons thans afvragen, hoe het met de alge mene bedrijfssituatie gesteld is, kunnen wij daarvoor het best een blik werpen op de cijfers. De gegevens over 1961 tonen een teruggang in bezoek van acht procent en in netto-recettes van 2,9 procent. Ook de cijfers over de eerste drie maanden van dit jaar zijn ten naaste bij be kend. Daaruit blijkt enerzijds een verdergaande vermin dering van het bezoek met zeven procent, vergeleken met de eerste drie maanden van het vorige jaar en anderzijds een lichte stijging van anderhalf procent wat de recet tes betreft. Hoewel uit het buitenland af en toe bemoedi gende berichten komen, zijn wij omtrent de ontwikkeling in ons land voorlopig niet optimistisch. Tal van factoren, zoals andere leefgewoonten, andere recreatiemogelijkheden en andere bestedingsmogelijkheden, leveren stuk voor stuk een vorm van concurrentie op voor ons bedrijf. Eén van de voornaamste concurrenten is uiteraard de televisie, die in ons land een zeer grote dichtheid heeft. Het aantal televisietoestellen bedroeg op 1 april 1.122.000. Vooral de gebieden, die op een kruispunt van uitzendingen zijn gelegen, in het bijzonder het zuiden en oosten van het land, ondervinden daarvan grote nadelige invloed. Aan de andere kant mag men niet uit het oog verliezen, dat de grote steden in het westen en in het centrum van het land weer het nadeel hebben van de grootste televisiebezetting. Vooral de buurttheaters in deze steden hebben het zeer moeilijk gekregen. Tot heden hebben wij de concurrentie strijd nog volgehouden, maar het dient gezegd te worden, dat het water ons tot de lippen komt. Hoezeer wij ook van onze eigen geenszins geringe mogelijkheden gebruik ma ken, er is één ding, dat wij niet zelf kunnen oplossen, maar waarvoor wij de hulp van de overheid van node hebben, te weten het lastenvraagstuk. In de vorige jaarvergadering heb ik U gezegd, aldus de Bondsvoorzitter, dat het Hoofdbestuur in zijn strijd tegen de vermakelijkheidsbelasting een nieuwe richting is 260

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 6