Vermakelijkheidsbelasting in West-Duitsland Minder bioscopen In West-Duitsland wordt de aandrang. die op de Bondsregering, de Landsregerin- gen en de gemeentebesturen wordt uitge oefend om de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen af te schaffen, steeds sterker. Zowel in de vertegenwoor digende lichamen als in de pers klinken voortdurend stemmen op, die de hoge lasten tegen de achtergrond van de crisis in het Westduitse film- en bioscoopbedrijf niet langer aanvaardbaar achten. „Een schizofrenie van een bijzonder on begrijpelijke soort", zo luidt de karakte risering van de vermakelijkheidsbelasting, die de bestaansmogelijkheden van het overwegend onafhankelijke bioscoopbedrijf bedreigt, maar voor de gemeenten nog maar een zeer onbelangrijke belastingbron is, die in vele plaatsen nauwelijks nog de kosten van de inning overtreft. Slechts twee promille van de belasting inkomsten van de Westduitse Bondslanden en gemeenten is afkomstig uit de verma kelijkheidsbelasting. De belastinginkom sten van Bondslanden en gemeenten be droegen in 1961 35 milliard mark, de vermakelijkheidsbelasting bracht 82 mil- lioen mark op. De vermakelijkheidsbelas ting leverde slechts ruim eenduizendste van de totale belastingen in West-Duits land op De regering van de Westduitse deelstaat Nedersaksen heeft inmiddels ook het voor nemen opgevat om op korte termijn de vermakelijkheidsbelasting op bioscoop voorstellingen geheel af te schaffen om al dus meer gezonde verhoudingen voor het film- en bioscoopbedrijf te scheppen. Men wenst thans te komen tot een radicale op lossing van dit probleem en te breken met het tot nu toe gevolgde systeem, dat in de meeste Westduitse bondslanden wordt toe gepast, namelijk het van tijd tot tijd ver lagen van het tarief van de vermakelijk heidsbelasting. De volledige afschaffing van de verma kelijkheidsbelasting in Nedersaksen zal overigens wel enige tijd vergen, aangezien nog een compensatie moet worden gevon den voor het inkomstenverlies, dat de ge meenten in Nedersaksen zouden lijden bij het wegvallen van de belastingopbrengst. De regering wenst verder te gaan dan de minderheid in het parlement, die het tarief voor de vermakelijkheidsbelasting wenst te stellen op tien procent met een speciaal tarief van vijf procent voor voor stellingen, waarin korte of lange films met een officieel predicaat „waardevol" of „bij zonder waardevol" worden vertoond. Fei telijk zou dit overigens neerkomen op een verlaging van het tarief tot vijf procent. De enige tijd geleden aangekondigde maatregel tot afschaffing van de vermake lijkheidsbelasting in de deelstaat Noord- rijn-Westfalen het grootste bondsland is thans door de landsregering aan het parlement voorgelegd. Volgens het rege ringsvoorstel wordt het tarief van de ver makelijkheidsbelasting met ingang van 1 juli 1962 verlaagd tot tien procent. De Landdag heeft dit voorstel inmiddels aan genomen. Geen vermakelijkheidsbelasting zal echter worden geheven over voorstel lingen, waarin een hoofdfilm of een korte film met het predicaat „waardevol" of „bij zonder waardevol" is opgenomen. Aange zien echter de Westduitse bioscoopexploi tanten op grond van de belastingfacilitei ten in vrijwel elk bioscoopprogramma één of meer films met een dergelijk predicaat opnemen, betekent dit voorstel praktisch afschaffing van de vermakelijkheidsbelas ting in Noordrijn-Westfalen. De predicaten „waardevol" en „bijzon der waardevol" worden verleend door de Filmbewertungsslelle in Wiesbaden, een semi-officiële instelling, die daartoe door de filmverhuurders aangeboden films toetst op hun culturele betekenis. Ook in het Bondsland Rijnland-Palts heeft men de vermakelijkheidsbelasting aangepakt. De Landdag heeft een nieuwe verordening op de heffing van vermake lijkheidsbelasting aangenomen, waarin het tarief van deze belasting voor bioscopen wordt gesteld op tien procent, terwijl voor dien het tarief varieerde tussen vijftien en twinlig procent. In feite echter is de vermakelijkheidsbe lasting teruggebracht tot een veel lager percentage. Ook in Rijnland-Palts bestaan namelijk speciale tarieven voor voorstel lingen, waarin gepredicatiseerde korte films zijn opgenomen. Vertoont een bio scoopexploitant in zijn theater in het voor programma een korte film met het predi caat „waardevol" of „bijzonder waardevol" dan bedraagt het tarief slechts vijf pro cent. En in het geval in het programma een gepredicatiseerde hoofdfilm is opge nomen komt de vermakelijkheidsbelasting zelfs geheel te vervallen. In de praktijk zal het er dan ook wel op neerkomen, dat in de bioscopen in het Bondsland Rijnland- Palts voortaan gemiddeld nog slechts drie- eneenhalf procent aan vermakelijkheids belasting zullen betalen. Het bioscooppark in de Westduitse Bondsrepubliek met inbegrip van West- Berlijn, heeft in het afgelopen jaar een aanzienlijke daling te zien gegeven: 307 theaters sloten namelijk in 1961 hun deu ren. Tegenover dit aantal sluitingen ston den slechts 23 openingen van nieuwe bio scopen. In totaal liep het aantal theaters dus terug met 284 tot 6.666 met een zetel capaciteit van 2.764.609. In de grote ste den met een inwonertal boven honderd duizend werden 125 bioscopen gesloten en drie geopend. Het aantal theaters, dat is ingericht voor de vertoning van 70 mm-films steeg nog enigszins, namelijk tot 44. Ongeveer een vierde van het aantal bioscopen in West- Duitsland, voornamelijk in de gemeenten met minder dan vijfduizend inwoners, gaven slechts op vier of minder dagen per week voorstellingen, hoofdzakelijk tij dens het weekeinde. Het grootste theaterpark treft men aan in het Bondsland Noordrijn-Westfalen, dat 1663 bioscopen telt. De stad met het groot ste aantal bioscopen is West-Berlijn (226), op grote afstand gevolgd door Hamburg (164). De meeste bioscopen treft men aan in de groep met 300 tot 500 zitplaatsen, namelijk 2.677 (iets meer dan veertig procent van het totaal). In West-Duitsland werd in 1961 een bezoekcijfer bereikt van 518 miljoen. Daarvan namen de 53 grote steden met een inwonertal boven de honderdduizend 228 miljoen voor hun rekening. De be- zoeksontwikkeling liet na een onbevredi gend begin, waarbij slechts in mei de re sultaten van het voorgaande jaar konden worden bereikt, een toenemende verslech tering in de zomermaanden juni tot sep tember zien. Pas in de laatste drie maan den van het jaar tekende zich een wat gunstiger ontwikkeling af. In vergelijking met 1960 (610 miljoen bezoekers) is het bioscoopbezoek met 92 miljoen of vijftien procent gedaald. Deze achteruitgang be droeg 31 miljoen meer dan in 1960 (be- zoeksdaling van 61 miljoen of ruim negen procent). In de 53 grote steden liep het bezoek vergeleken met 1960 met 14,4 procent te rug; in de kleinere gemeenten bedroeg de achteruitgang 15,7 procent. Daarmede trad voor het eerst in de kleine gemeenten een sterkere daling in het bioscoopbezoek op dan in de grote steden. De bruto-recettes van de bioscopen zijn ten gevolge van een grotere voorkeur van het publiek voor duurdere zitplaatsen en door een geringe stijging van de toegangs prijzen aanzienlijk minder gedaald dan men op grond van de ontwikkeling van het bezoekscijfer zou mogen verwachten. In totaal beliepen de bruto-recettes 767 312

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 21