Reclame en service zijn onafscheidelijk Bioscoopbedrijf en reclame Reclame bezit geen toverkracht Reclame en service onverbrekelijk Cost gaet voor de baet uit In het Utrechts Nieuwsblad wordt onder pseudoniem van ..Floris Flaneur" geregeld een rubriek gepubiceerd onder de titel ..Luchtige luimen". Vele dagbladen kennen dergelijke cursiefjes en de praktijk heeft bewezen, dat deze ..luimen" in het algemeen goed worden gelezen. Laat ons ditmaal hopen dat het „luchtig" is gebeurd. Want wat lezen wij op 17 oktober jl. van „Floris Flaneur" „Ik wil de invloed van de televisie op de vermindering van het bioscoopbezoek natuurlijk niet uitschakelen of onderschatten; die is er natuurlijk, maar daar komt dan nog bij, dat de bioscopen hun uiterste best plegen te doen hun gepropageerde ja-gezelligheid zo min mogelijk in de praktijk te brengen. Zes minuten nieuws twintig mi nuten pauze met reclameplaatjes en of consumptie in een hongerige foyer en dan de hoofdfilm. Het wordt een soort cafetaria, waar de geachte bezoekers zo snel en effectief mogelijk doorheen gedraaid worden. Het zal wel met meer mensen gaan zoals het met mij gaat:' Als er een bijzondere film loopt ga ik kijken, maar die zijn zeld zaam en dus ga ik slechts spaarzaam naar de bioscoop. Alleen maar voor de gezeligheid, alleen maar voor-eens een-avondje uit ga ik de deur niet uit, want die gezellig heid biedt de bioscoop mij niet. Ik houd mij er stellig van overtuigd, dat de cinema het niet met mij eens is. Als zij het wel zou zijn, zou de ja-gezelligheid gezelliger zijn. Ik gun de heren alles. Dus ook hun gelijk. En hel volgend jaar zullen de cijfers wel weer lager zijn." Dat is geen geringe kritiek, ook al omdat nog meer mensen met allerlei bezwaren naar voren zijn gekomen naar aanleiding van dit commentaar. Wij kunnen nu twee dingen doen. Ten eerste kunnen wij onze schouders op halen en (gelukkig) tegen ons zelf zeggen, dat het met onze bioscoop zo'n vaart niet loopt. Of wij kunnen ons beraden op stappen, die tot verbetering zullen leiden. De gemakkelijkste weg contra zelfkritiek. De keuze lijkt ons niet moeilijk. Wij kiezen de laatste methode, mede gezien het nauwe verband, dat. er met de reclame bestaat. Als men met een buitenstaander over reclame spreekt, loopt men de laatste jaren een slordige kans, dat hij de woorden „verborgen verleider" zegt. Praktisch een ieder heeft zijn of haar oordeel over de reclame direct gereed, hetzij in negatieve zin, hetzij in positieve zin. Hoe men persoonlijk ook over de reclame wil denken, al het water van de zee wast het onomstotelijke feit niet weg, dat zon der reclame onze op „free enterprise" gebaseerde Westerse samenleving ondenkbaar is. En het merkwaardige is, dat daarover iedereen het vrijwel eens is. Beslist onjuist is het echter de reclame allerlei geheimzinnige krachten toe te schrijven. Het is hier de plaats niet tal van academische betogen naar voren te brengen. Reclame is geen doel op zichzelf, alleen maar een middel om een verantwoorde afzet èn produktie te verkrijgen. Met andere woorden: de reclame is de olie, die de economische motor doet lopen. Hoe goed en zuiver de olie ook is, zonder een betrouwbare motor draait de zaak in de soep. Een goed produkt en een juiste dienstverlening, waarvoor op verantwoorde wijze reclame wordt gemaakt, zullen het steeds op den duur winnen. De collectieve campagne van de IVederlandsche Bioscoop^ Bond wordt nie; alleen in reclamevakkringen als een voortreffelijke campagne beschouwd. Ook het publiek kent de slagzin: „Samen naar de film... ja, gezellig". Wij heb ben in ons eerste artikel al opgemerkt, dat eerst in de loop der jaren collectieve campagnes effectief kunnen worden. Wij behoeven in dit verband alleen maar de collectieve biercampagne aan te halen. En nu komen wij aan een uiterst belangrijk punt. De bierbrouwerijen heb ben, individueel een uitstekend gebruik gemaakt van hun collectieve reclamecampagne en dat is een punt, dat wij tot nog toe vrijwel niet van de bioscoopexploitanten heb ben gezien- De omstandigheden in de bierindustrie omstreeks 1950 waren beslist niet gunstiger dan die nu in het Nederlandse bioscoopwezen heersen. Over de tegenwerkende factoren hebben wij reeds ons eerste artikel geschreven. Het doel van vrijwel elke collectieve campagne is om, voor geza menlijke rekening, de vraag naar een bepaald artikel of dienst te stimuleren. Daarbij moet elke deelnemer maar afwachten welk gedeelte van het totale effect zijn eigen beurs ten goede komt. Essentieel is, dat bij de deelnemers aan collectieve campagnes voldoende begrip voor de reclame-actie aanwezig is. Nonchalance is in dit verband dodelijk. De sedert 1949 lopende biercampagne heeft de vraag in ons land bijzonder gestimuleerd, terwijl de individuele bierbrouwerijen in het algemeen uitstekend van het gun stige afzetklimaat gebruik hebben gemaakt. De collectieve bioscoopreclame tracht in de allereerste plaats het begrip „film" met zijn speciale karakteristieken onder de aandacht van het publiek te brengen. Het is een bekend feit. dat men bijna altijd van gevoelen is, dat het vroeger beter was dan nu. Dat hoort men nu ook van de huidige films zeggen, hetgeen beslist onjuist is. De vroe gere, vooroorlogse films waren zeker niet allen „tophits". Alleen onthoudt men van het verleden altijd de hoogte punten en dat is maar gelukkig. Wij hebben deze kanttekeningen gemeend nodig te hebben, omdat het zeker niet waar is op te merken, dat het naar de film gaan uit de tijd is. Waarom zouden anders bepaalde films steeds weer volle zalen trekken? Het produkt „film" is dus zeker goed verkoopbaar aan het publiek. Reclame kan dit bezoek alleen maar stimu leren. Maar waarom dan toch tenminste een stilstand, zo niet een achteruitgang? Hoe goed en juist gericht reclame voor een bepaald produkt ook mag zijn, zonder service komt men er nooit. In de slagzin „Samen naar de film... ja, gezellig" be vatten de eerste woorden de verkoopboodschap van het produkt en de twee laatste de ,,service"-elementen. En het is vooral dit service-gedeelte dat dikwijls veel te wensen over laat. Uanneer het produkt „film" verkocht is door 365

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 11