Gegrepen kansen Film is kunst Onveranderlijke filmkunst opent de mogelijkheid om ook het zachtste gefluister tot zijn recht te laten komen, hetgeen de intimiteit aanzien lijk vergroot. Bovendien kan men door middel van de close-up de optische intimiteit verzekeren. Prof. Dekking was echter van mening, dat van deze mogelijkheden over het algemeen een slecht gebruik wordt gemaakt. In de fotografie, de schilderkunst en de grafiek worden de mogelijkheden op veel gedurfder wijze benut dan in de film. Er ligt hier een onafzienbaar gebied van kansen, die de film steeds voorbij laat gaan. Er zou op artistiek gebied veel meer te leveren zijn. Op het gebied van de film ligt de evolutie naar de me ning van prof. Dekking minstens dertig jaar achter bij andere kunsten als toneel- en schilderkunst. De film is naar zijn inzicht te sterk aan de traditie gebonden. Hij hoopte, dat de Academische Filmstudiedagen ertoe zullen bijdragen, dat de filmkunst wat losser komt te staan van de traditie en dat de evolutie wat sneller gaat verlopen. De filmcriticus dr H. S. Visscher, die sprak over „Vorm en inhoud" nam een geheel ander standpunt in. Hij meen de, dat eerder van gegrepen kansen kon worden gespro ken. Hij stelde, dat in de filmkunst tussen vorm en inhoud een bijzonder nauwe verhouding bestaat, zodat de inhoud in één bepaalde onlosmakelijk verbonden vorm eerst wer kelijk tot inhoud wordt. Het wezenlijke esthetische crite rium is dan ook de absolute noodzakelijkheid van een be paalde vorm. de absolute identiteit van vorm en inhoud. Dit criterium levert in de filmesthetiek nog steeds een probleem op, omdat vorm en inhoud daar nog te zeer als verschillende grootheden worden behandeld en men zich sterk gebonden acht aan de grammaticale structuur van de loutere vorm. In de moderne film bestaat het streven om de conceptie en de verwezenlijking daarvan zo dicht mo gelijk bij elkaar te brengen. Aldus wordt de camera voor de filmer wat de pen is voor de romanschrijver. De hier voor geschikte vorm is veelal langs een volkomen zelf standige, niet-esthetische weg ontwikkeld en wel via be paalde economische voorwaarden, maar vooral via tech nische perfectioneringen: gevoeliger filmmateriaal, hand zamer camera's, soepeler geluidsbehandeling dankzij de tape-recorder, het breedscherm-formaat en dergelijke. Deze omstandigheden hebben een nieuwe inhoud ge schapen een inhoud, die niet meer van een dramatisch, psychologisch of ideologisch gegeven uitgaat, doch be trekking heeft op de situatie van de moderne mens in zijn verhouding tot een werkelijkheid, waaruit de vroeger ver onderstelde normativiteit en objectiviteit zijn weggevallen. In de moderne film maakt zich het streven kenbaar naar realiteit, waarvan men wil uitgaan, terwijl men vroeger meer uitging van het beeld. De moderne film vraagt van zijn toeschouwer een „meescheppen"de film moet „gele zen" worden zoals een roman wordt gelezen. Men heeft bepaaldelijk niet gebroken met de beginselen van de orthodoxe filmesthetiek, maar de moderne filmer gebruikt ze minder dogmatisch en tezamen met allerlei nieuwe expressiemiddelen, hij maakt alles ondergeschikt aan een strikt persoonlijke filmcreatie, waarin de ortho doxe uitdrukkingsmiddelen een nieuwe functionaliteit krij gen, zo besloot dr Visscher. De literator D. Ouwendijk, die vrijdagsochtends een in leiding hield, verdedigde de film tegen de aanvallen van diegenen, die weigeren de film als een kunstvorm te zien. Een belangrijk argument van de twijfelaars is, dat de film voor een belangrijk deel via industriële weg tot stand komt. Daarop kan men zich echter nauwelijks beroepen, omdat iedere vorm van kunst iets ambachtelijks in zich heeft. Denkbaar is echter wel. dat het technisch raffine ment, dat men in de film in zo sterke mate aantreft, ge paard gaat met een artistieke verarming. Het tweede ar gument van de critici is, dat de film geen traditie heeft en dat kunst zonder traditie ondenkbaar is. Bij een ruwe poging tot definiëring van het begrip film stuit men op de visuele weergave van de dingen; daartoe is alles wat film wordt genoemd te herleiden, evenals de schilderkunst, het toneel, dat direct gebonden is aan het woord, en de dans. De dans komt de film nog het meest nabij, de beweging vervult hier echter een zuiver symbo lische functie. In de filmkunst gaat het om een dramati sche weergeving van objecten in een bewegelijke rang schikking van hun zichtbaar en hoorbaar te maken hoe danigheden. Zo bezien betekende de film bij zijn verschijning een vulling van een leeg vlak in de dramatische weergave- kunst. De film is ontstaan als een produkt van een reeds ver ontwikkelde beschaving; daardoor kon een snelle ac tivering van zijn mogelijkheden worden verkregen. Aanvankelijk beperkte de rangschikking zich tot een weergave rechttoe rechtaan; spoedig is men echter gaan speuren naar die eigenaardigheden in rangschikking, die de weergeving het karakter geven van een kunstzinnige dramatische verbeelding. Dat speuren naar eigenaardig heden heeft de ontdekking opgeleverd van wetmatighe den, die niet meer verontachtzaamd kunnen worden. De beslissende stimulans is gegeven door de verbinding van beeld en geluid. Daardoor kon het dramatisch ver beeldend filmen geheven worden uit de begrenzing van de beeldschikking alleen, naar het niveau van het almenselijk dramatische. De heer Ouwendijk ging uitvoerig in op de betekenis van de invoering van het geluid, dat een essen tieel element van de film uitmaakt. Zijn conclusie luidde, dat de filmkunst vrij gebruik kan maken van in het expe rimenteel stadium opgespoorde eigenaardigheden en wet matigheden. Onder de titel: „De onveranderlijke filmkunst altijd weer anders" stelde de filmcriticus B. J. Bertina, die vrij- dagsmiddags aan het woord kwam, dat er in de moderne filmkunst niettegenstaande de roep om menselijke waar heid nog geen revolutie te vinden is. Ook in het nieuwe filmen is er niets, wat men nog niet van vroeger kende. Het is waar, dat de filmverhalen het eerlijke mensbeeld van deze tijd vertonen; er is een drang naar eerlijkheid om de mens te laten zien zoals hij is, een drang naar impro visatie om de mens te tonen zoals men hem aantreft. Daar bij heeft de film een ware stormloop te doorstaan vanuit de literatuur. Er gaan stemmen op om de filmkunst door middel van de literatuur te verrijken, zoals men dat des tijds heeft geprobeerd vanuit het toneel en vanuit de schil derkunst. Sindsdien wordt de autonome filmkunst door de literatuur bedreigd. De film is te vaak het uitbeelden van een literaire gedachte. 369

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 15