Bemiddeling Barneveld: op zondag geen filmvoorstellingen met het oog op de plannen tot herbouw van het in de oorlog verwoeste Rialto Theater te Den Helder werd nog maals op een herziening van het hoge belastingtarief aan gedrongen. Hierbij zij aangetekend, dat de exploitant in kwestie ondanks de steeds moeilijker wordende situatie wel bereid was het verwoeste theater te gaan herbouwen, maar wilde weten waar hij gezien de ontwikkeling in het bio scoopbedrijf aan toe was. Ook daarop ontving de exploi tant een laconiek antwoord, namelijk, dat Burgemeester en Wethouders vooralsnog niet konden bevorderen, dat de vermakelijkheidsbelasting op bioscoopvoorstellingen zou worden verlaagd. De plannen voor de bouw van een nieuwe bioscoop zag het College echter met belangstelling tegemoet. Gelet op de hernieuwde afwijzing van zijn verzoek heeft de heer Bakker in arren moede de bemiddeling inge roepen van zijn bedrijfsorganisatie. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft vervolgens op 5 april 1960 een onderhoud gehad met het College van Burgemeester en Wethouders van Den Helder. Dit onder houd is op 28 april 1960 door het Hoofdbestuur met een uitvoerig schrijven aan Burgemeester en Wethouders be vestigd. Daarin werd aangetoond, dat in dat jaar de hef fing van de vermakelijkheidsbelasting in Den Helder bijna veertig procent hoger lag dan het landelijke gemiddelde en dit ondanks het feit, dat de bedrijfslasten aanzienlijk wa ren toegenomen en het bioscoopbedrijf verplichtingen op zich had genomen in verband met de invoering van een landelijk bedrijfspensioenfonds voor werknemers in het bioscoopbedrijf en de steun aan de Nederlandse filmpro- duktie. Voorts is in het schrijven gewezen op de nieuwe verhoudingen op het gebied van het vermaak en inzonder heid op de enorme concurrerende invloed van de televisie. Op 12 april 1962 heeft het Bondsbestuur onder de aan dacht van Burgemeester en Wethouders van Den Helder gebracht, dat de N.V. Tivoli Bioscoop alle vereiste ver gunningen had aangevraagd teneinde de herbouw van het verwoeste theater op de kortst mogelijke termijn te ver wezenlijken, dat de bouwtekeningen gereed waren en dat, wanneer de bouwplannen nog niet waren uitgevoerd, dit uitsluitend hieraan was te wijten, dat nog geen rijksgoed- keuring was verleend. Het Hoofdbestuur van de Bond vond het onbillijk, dat de N.V. Tivoli Bioscoop de dupe moest worden van de overmachtspositie waarin zij was geraakt als gevolg van het uitblijven der rijksgoedkeu- ring. Het Hoofdbestuur achtte bovendien het heffingspercen tage van 35 een miskenning van de situatie waarin het Helderse bioscoopbedrijf geleidelijk was komen te verke ren. Aangetoond werd, dat zowel het aantal bioscoopbezoe kers als de recettes in Den Helder in vijf jaar tijds met omstreeks twintig procent waren achteruitgegaan. Er werd daarbij op gewezen, dat deze teruggang ernstiger was dan in de rest van het land, hetgeen voor een belangrijk deel werd geweten aan het effect van de hoge vermakelijkheids belasting. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bio scoop-Bond vroeg om spoedig antwoord in verband met de maatregelen, die de plaatselijke bioscooponderneming in het kader van de exploitatie van haar beide bioscopen zou hebben ie treffen, wanneer niet eerlang een aanzienlijke verlichting van lasten was te verwachten. Op deze brief heeft het gemeentebestuur van Den Hel der op 15 mei 1962 geantwoord, dat het een verlaging van het desbetreffende tarief der belasting wilde overwe gen als met de bouw van het nieuwe Rialto Theater zou zijn aangevangen. De Directie van de N.V. Tivoli Bioscoop heeft zich daar op nader beraden over de maatregelen die zij zou hebben te treffen wegens de bestendiging van het excessieve tarief bij uitzondering in de gemeente Den Helder. Hiervan is op 8 juni 1962 aan Burgemeester en Wethouders kennis gegeven. Daar er nadien geen verandering in de situatie kwam, heeft de Directie van de N.V. Tivoli Bioscoop het College van Burgemeester en Wethouders van Den Helder op 24 augustus van dit jaar doen weten, dat zij het gezien de gang van zaken en gezien ook het feit, dat de verwezenlij king van de herbouwplannen haar voor grote investerin gen zou plaatsen, het niet verantwoord achtte zich bij de situatie neer te leggen. Zij heeft Burgemeester en Wethou ders medegedeeld, dat zij zich genoodzaakt zou zien het geven van bioscoopvoorstellingen in haar theaters in de maand september stop te zetten. Op 7 oktober is er in Barneveld iets nieuws gebeurd: de exploitant van de bioscoop in het Concertgebouw, N.V. Miedema's Bioscoop en Exploitatie Maatschappij te De venter, had op deze zondag voor het eerst een filmvoor stelling georganiseerd. Aan de betrokken bioscoopvergun ning was weliswaar de voorwaarde verbonden, dat er op zondag geen films zouden worden vertoond, maar deze voorwaarde heeft geen rechtsgeldigheid, aangezien zij niet in overeenstemming is met de voorschriften van de Bio scoopwet. Niets belemmerde dus een filmvoorstelling op zondag". Zodra echter de eerste voorstelling was gegeven kwam het gemeentebestuur tot activiteit. Reeds op dinsdag 9 oktober kwam de Raad in vergadering bijeen om een beslissing te nemen over het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders, dat inhield een aanvulling van de alge mene politieverordening met de volgende bepalingen „1. Het is verboden op zondag, Hemelvaartsdag en de eerste Kerstdag na 13 uur in het openbaar filmvoorstellin gen te geven. ,,2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde ver bod is niet van toepassing op filmvoorstellingen, welke in besloten ruimten worden gehouden en een geestelijke, ze delijke of culturele verheffing of ontwikkeling van het publiek ten doel hebben". De Raad van Barneveld heeft dit voorstel met twaalf tegen acht stemmen aanvaard. Het gemeentebestuur is van mening, dat de zondagswet de gemeente de mogelijkheid biedt om een dergelijke be paling in de algemene politieverordening op te nemen. De vertoning van zognaamde culturele films is echter op de zondagochtenden steeds toegestaan en kan van gemeente wege ook 's zondags na dertien uur niet worden verhin derd. Burgemeester en wethouders doen geen uitspraak inzake de vraag, wat een culturele film is. ,,Over de vraag, of er sprake is van een film, welke de geestelijke, zedelijke of culturele verheffing of ontwikkeling van het publiek ten doel heeft, zal uiteindelijk de rechter moeten oordelen", zo schreven burgemeester en wethouders aan de Raad. 363

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 9