Nieuw ontwerp Bezinning De heer Bosman spreekt over de gevolgen van de totstandkoming van de Europese Economische Gemeenschap. de gezondmaking van de economische basis van de bio scoopbedrijven, zeker op een ogenblik, nu deze basis als gevolg van structurele maatschappelijke ontwikkelingen steeds labieler dreigt te worden. Dit standpunt van het Hoofdbestuur is ter kennis ge bracht aan de betrokken internationale organisatie. Het heeft naar het schijnt de aandacht getrokken. Enerzijds zijn de exploitanten in het geweer gekomen door eveneens voor de exploitanten uit de E.E.G.-landen een organisatie te stichten onder de naam Union Européenne du Spectacle Cinématographique (U.E.S.C.) met als domicilie eveneens Brussel, welke organisatie bovendien nodig was geworden, omdat een aanvankelijk in Venetië geprojecteerde opzet om exploitanten en producenten te doen samenwerken in het C.I.CE.-verband tenslotte in Parijs is mislukt. Anderzijds hebben de producenten een tweede ontwerp zelffinanciering gepubliceerd, dat van hetzelfde beginsel als het eerste ontwerp uitgaat, doch dat tegemoet komt aan een groot aantal door ons ontwikkelde bezwaren. Men ziet in dit tweede ontwerp de fondsvorming veel meer op nationale grondslag en ook in de repartitie blijft een gro ter deel beschikbaar voor de nationale productie. De opzet is wat soepeler en wat de belastingen aangaat wordt ver klaard, dat het fonds vanzelfsprekend eerst kan worden ingesteld, wanneer de regeringen van de betrokken landen tevoren tot een zeer aanzienlijke verlaging van de vermake- lijkheidsbelasting zijn overgegaan. De heer Bosman legde er de nadruk op, dat men ver trouwen moet hebben in het gezonde verstand van de betrokkenen. Maar het zal ons niet gebeuren, dat men binnen het E.E.G.-verband weliswaar op importgebied liberaliserend optreedt, doch ons in het verkeer met staten buiten de E.E.G. beperkingen zou gaan opdringen, zulks bij voorbeeld ter bescherming van de Europese produktie. Het is nu eenmaal met ons belang zo gesteld, dat wij op filmgebied met alle respect voor de kleine eigen produktie in hoofdzaak consumptief zijn en geheel daarop zijn inge steld. Het is wel aardig om een Franse of een Italiaanse film te bombarderen tot Europese film, maar hoe Europees de financiering ook mag zijn, een Franse film blijft Frans en een Italiaanse Italiaans. Het Europese cultuurpatroon behoudt zijn eigen schakeringen, zeer in het bijzonder in de creatieve sfeer. Voor ons is elke goede film belangrijker dan ooit, of deze nu komt uit een Europees land, dan wel uit een land van overzee. Op dit stuk wensen wij vrijheid. Voorts besteedde de heer Bosman aandacht aan de vraag, hoe de Nederlandsche Bioscoop-Bond met zijn stel sel van reglementen, besluiten en verplichtingen onder de E.E.G. zal reilen en zeilen. In Nederland hebben wij een zogenaamd mededingingsbeleid, dat zich in hoofdzaak keert tegen misbruiken. Aan dit beleid heeft de Bond zich wat betreft de reglementen en de toepassing daarvan ge conformeerd. Er is dienaangaande herhaaldelijk overleg geweest met de ministers van Economische Zaken en ver schillende hoofdambtenaren. In de E.E.G. zal de regeling echter principieel anders worden, meer volgens de Duitse en Amerikaanse stelsels van kartelwetgeving. Het is lang niet eenvoudig om vast te stellen, of bepaalde overeenkomsten, besluiten of gedra gingen geacht kunnen worden in strijd te zijn met de bepalingen van het Verdrag van Rome. Om zich hier omtrent zekerheid te verschaffen kan men een verzoek bij de Europese Commissie indienen tot verstrekking van een zogenaamde negatieve verklaring, een soort verklaring van geen bezwaar. Ook kan men de overeenkomsten, besluiten en gedragin gen melden. Deze aanmelding heeft tweeërlei strekking. Zij kan namelijk geschieden om te kennen te geven, dat de verbodsbepalingen van het verdrag niet van toepassing zijn. In dat geval dient de aanmelding dus om hieromtrent zekerheid te verkrijgen. Bovendien kan men een exceptie vragen, zodat men, ook als men geacht kan worden in strijd met de bepalingen te handelen, desondanks als een erkend kartel verder kan werken. In deze omstandigheden heeft het Hoofdbestuur besloten aanmelding bij de autoriteiten te Brussel te doen. Dat is geschied op 31 oktober te Brussel. Het Hoofdbestuur heeft gemeend dit te moeten doen, omdat het ten opzichte van de leden geen enkel risico mocht nemen, temeer daar de samenstelling van het ledental, gezien de uiteenlopende belangen, waaronder die van vestigingen, wier moeder maatschappijen buiten E.E.G.-verband staan, nogal ge compliceerd is. Wij wachten de verdere ontwikkeling thans met vertrouwen af, aldus de heer Bosman. Het gehele bedrijfsleven bezint zich op de voor- en nadelen, die de totstandkoming van de E.E.G. met zich zal brengen, zo stelde de Bondsdirecteur tenslotte. Niemand kan op dit ogenblik uitmaken, naar welke kant de schaal zal doorslaan. Het is ook niet goed dit te willen uitmaken. Er is een andere wereld aan het ontstaan, een avontuurlijke maar boeiende en het is verstandig in deze wereld zijn plaats in te nemen, ook voor ons. Wij zullen met onze zaken en onze gezamenlijke mogelijkheden uiterst actief 398

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1962 | | pagina 8