Regels voor internationale filmfestivals of de bioscoop wel zo waardevol is, dat men daaraan steun (sic) moet verlenen? Zij werkt massificering in de hand. „Laat men blij zijn, dat het bioscoopbezoek terugloopt". De heer Schreuders (CPN) neemt dit niet, en is in feite de enige spreker die de indruk weet te vestigen, dat hem het verschil tussen film en kijkvoer niet is ontgaan. Hij is voor verlaging, die volgens hem de mogelijkheid opent ook de toegangsprijzen weer omlaag te brengen. Na de andere fracties krijgt de wethouder van Financiën, die het voorstel namens het college zal verdedigen, het woord. Aansluitend op de woorden van de heer Steenis zegt dr J. de Nooij, dat men bij de film niet alleen aan „bloot" moet denken; er bestaat ook filmkunst. „Men denke slechts aan een naam als Ingmar Bergman". (Daar zou men over kunnen twisten, maar voor een ARP-lid is het al heel wat). Ook hij ziet in de voorgestelde belastingverlaging de mogelijkheid van tariefsverlaging. De heer De Groot (CHU) echter is van mening, dat de exploitanten alvorens belas tingverlaging te vragen, eerst maar de entreeprijzen moeten verhogen. De heer Van Steenis (een cursus filmopvoeding zou aan hem besteed zijn) valt hem bij: „Verlaging van de verma- kelijkheidsbelasting betekent namelijk een subsidie aan de bioscoopeigenaarsZouden alle bioscopen in Utrecht over de kop gaan, dan zou spreker dit overigens niet zo erg vinden. Dan zou namelijk de mogelijkheid bestaan de bioscopen als gemeente over te nemen. Dan zou men van de gemeente uit voor betere programma's kunnen zorgen dan die welke op het ogenblik worden gebracht". Dit gaat zo nog enige tijd door, met het vermelde resul taat (namelijk aanneming van het voorstel met de stemmen van CHU en PSP tegen). Wat er daarna gebeurd is, zal de meeste raadsleden wel ontgaan zijn zij maakten ten minste niet de indruk van ijverige filmbezoekers, aldus „Kunst in Utrecht". Het zal een hele teleurstelling voor de sprekers zijn. De heer De Groot heeft namelijk tegen de verwachting zijn zin gekregen. Weliswaar niet precies zoals hij zich had voorgesteld maar toch. Nog dezelfde maand hebben de meeste Utrechtse bioscopen de toegangsprijzen verhoogd. Terecht. Met of zonder belasting, die ten on rechte verschil maakt tussen „vermakelijkheden" onderling, bestaat er geen enkele motief meer de film ook in andere opzichten discriminatief te behandelen. De doorgaans ge ringschattende wijze, waarop men nog steeds over film kan horen spreken, is van een dergelijke hardnekkigheid, dat deze depreciatie misschien pas uitgeroeid kan worden wan neer men de prijzen tot een „volwassen" niveau heeft opgetrokken. Verhoging van de bioscooptarieven zal vol gens de heer De Groot voor niemand aanleiding zijn minder naar de film te gaan. Het zij hem gegund, dat deze wens, na al zijn nutteloos en redeloos verweer, in vervulling mag gaan". De Fédération Internationale des As- sociations de Producteurs de Films de internationale organisatie van film producenten heeft een aantal regels opgesteld, die zullen gelden voor inter nationale filmfestivals, waarvoor een er kenning door de F.I.A.P.F. wordt ge vraagd. De doelstelling van ieder film festival is bij te dragen tot de ontwikke ling van de filmkunst en van de film industrie en een beter begrip tussen de volkeren aan te moedigen. Teneinde deze doeleinden te kunnen verwezenlijken acht de F.I.A.P.F. de volgende regels noodzakelijk: 1. De invoer, distributie en commer ciële vertoning van alle buitenlandse films, die op een festival worden uit gebracht, moeten in het land, waar het festival wordt gehouden, ongehinderd kunnen plaatsvinden. Dergelijke films dienen te worden vrijgesteld van elke speciale heffing en belasting, die in de betrokken landen aan buitenlandse films worden opgelegd. 2. Alle ontvangsten uit de vertoning van deze films, die het producentenaandeel in de opbrengst vormen, moeten voorzover het buitenlandse producenten betreft zonder enige restrictie worden overge maakt, ongeacht de bestaande voor schriften op dit gebied. 3. Bij de beoordeling van een aan vrage om erkenning van een festival zal de F.I.A.P.F. rekening houden met de wijze, waarop het betrokken land in het algemeen buitenlandse films behandelt en in het bijzonder met belastingen en handelsbeperkingen, die de vrije film- handel belemmeren. 4. De F.I.A.P.F. zal een filmfestival slechts erkennen, wanneer het reglement, de prijzen en dergelijke factoren in we zen volkomen niet-politiek zijn. 5. De reglementen van elk festival moeten voor de publicatie aan de F.I.A.P.F. worden voorgelegd, teneinde ongewenste consequenties te voorkomen. Zonder toestemming van de F.I.A.P.F. mogen de reglementen niet worden ge wijzigd. 6. Een gedelegeerde van de F.I.A.P.F moet voor deelneming aan het festival worden uitgenodigd. 7. Elk festival moet over voldoende middelen beschikken om een goede or ganisatie mogelijk te maken. In het bij zonder dient het bestuur de beschikking te hebben over een bioscooptheater met alle technische en materiële uitrusting, die voor een goede filmpresentatie nood zakelijk zijn. 8. De keuze van de te vertonen films zal worden gemaakt door het filmfesti- valbestuur. Deze keuze zal gebaseerd zijn op voorstellen van de deelnemende landen of van de bedrijfsorganisaties in de uitgenodigde landen. Wanneer het festivalbestuur van mening is, dat de voorgestelde films onaanvaardbaar zijn. heeft de competente organisatie van het betrokken land het recht om nieuwe voorstellen te doen. Landen echter, die een gemiddelde produktie van meer dan zeventig films per jaar hebben over de afgelopen drie jaar, hebben het recht om voor elk fes tival een film aan te melden. Het festi valbestuur is verplicht deze film te aan vaarden. Bovendien hebben de filmfestivalbe- sturen het recht om zelf films voor deel neming uit te nodigen. Het aantal uit te nodigen films moet evenwel in het reglement zijn vastgelegd, het mag in geen geval meer zijn dan eenderde van het totale aantal films, dat tijdens het festival zal worden vertoond. Aan de uitnodiging dient de goedkeuring van de competente organisatie in het betrokken land vooraf te gaan. 9. De duur van het festival is beperkt tot veertien dagen. De duur kan slechts met toestemming van de F.I.A.P.F. wor den verlengd. Per dag mogen niet meer dan twee avondvullende films, die naar 54

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1963 | | pagina 20