Film en magie
stellingen. Voorheen kende men twee tarieven: vijfentwintig
procent voor gewone voorstellingen en twintig procent
voor voorstellingen met artikel 1-films en met Neder
landse films.
Ook in de gemeente Oudenbosch is sedert 1 januari de
gewijzigde verordening op de heffing van vermakelijkheids-
belasting van kracht. Op 19 april van het vorige jaar besloot
de Raad van Oudenbosch het algemene tarief vast te
stellen op twintig procent, terwijl het uitzonderingstarief
voor voorstellingen met artikel 1 -films werd bepaald op
tien procent.
De Raad van de gemeente Gouda heeft in zijn ver
gadering van 24 februari besloten tot wijziging van de
verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting.
De Raad hechtte zijn goedkeuring aan een voorstel van het
college van Burgemeester en Wethouders, dat behelsde de
beide tarieven, die van toepassinb zijn op bioscoopvoorstel
lingen, met vijf procent te verlagen. Het algemene tarief is
teruggebracht van vijfentwintig tot twintig procent en het
uitzonderingstarief voor voorstellingen met artikel 1 -films
en Nederlandse films is verlaagd van vijftien tot tien
procent.
De Raad van de gemeente Roosendaal en Nispen heeft
in zijn vergadering van 30 januari zijn goedkeuring gehecht
aan een voorstel van het college van Burgemeester en Wet
houders tot verlaging van het tarief van de vermakelijk
heidsbelasting op bioscoopvoorstellingen. Besloten werd tot
de invoering van een uniform tarief van zestien tweederde
procent. In de oude verordening waren twee tarieven op
genomen: vijfentwintig procent voor voorstellingen met
gewone films en twintig procent voor voorstellingen met
artikel 1 -films.
In Veendam is eveneens besloten tot wijziging van de
verordening op de heffing van vermakelijkheidsbelasting.
De Gemeenteraad heeft zijn goedkeuring gehecht aan een
voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders
om voorstellingen met artikel 1-films en met Nederlandse
films van de de heffing van vermakelijkheidsbelasting vrij
te stellen. Tot nu toe werd in Veendam over deze voor
stellingen tien procent belasting geheven. Het tarief van
twintig procent voor voorstellingen met gewone films bleef
gehandhaafd.
Een verlaging van het tarief van vijfentwintig procent
tot vijftien procent is tot stand gekomen in de gemeente
Swalmen door de aanvaarding door de Raad van een des
betreffend voorstel van het college van Burgemeester en
Wethouders. In Swalmen kende men reeds vrijstelling van
vermakelijkheidsbelasting voor voorstellingen met artikel
1-films.
Het college van Burgemeester en Wethouders van de
gemeente Vlissingen heeft bij de Raad een voorstel in
gediend tot wijziging van de verordening op de heffing
van vermakelijkheidsbelasting. De beide tarieven, die thans
op filmvoorstellingen in Vlissingen van toepassing zijn
vijfentwintig procent voor gewone voorstelingen en twintig
procent voor voorstellingen met artikel 1-films zullen
bij aanneming van het voorstel worden vervangen door
een uniform tarief van twintig procent.
In Bergen (N.H.), waar voor gewone voorstellingen een
vermakelijkheidsbelastingtarief van vijfendertig procent
geldt, terwijl voorstellingen met artikel 1-films van de
heffing zijn vrijgesteld, heeft het college van Burgemeester
en Wethouders een voorstel bij 4e Raad ingediend om over
te gaan tot de instelling van één tarief van twintig procent,
dat voortaan voor alle fimvoorstellingen zal gelden.
De Raad heeft het voorstel op 27 februari goedgekeurd.
De nieuwe verordening is op 1 maart 1964 in werking ge
treden.
Ook in 's-Hertogenbosch heeft het college van Burgemees
ter en Wethouders aan de Raad voorgesteld om voor
bioscoopvoorstellingen een uniform tarief van twintig pro
cent voor de vermakelijkheidsbelasting vast te stellen. Dit
uniforme tarief zal in de plaats komen van de drie tarieven,
die thans in 's-Hertogenbosch gelden: een algemeen tarief
van vijfentwintig procent, een uitzonderingstarief van vijf
tien procent voor voorstellingen met artikel 1-films en een
uitzonderingstarief van tien procent voor voorstellingen met
Nederlandse films.
In de gemeente Sint Michielsgestel is op 1 februari de
nieuwe verordening inzake de heffing van vermakelijkheids
belasting van kracht geworden. Tot 1 februari gold in
deze gemeente een uniform tarief van twintig procent. Bij
Raadbesluit van 10 oktober van het vorige jaar werd een
uitzonderingstarief van tien procent vastgesteld voor voor
stellingen met artikel 1-films. Op 7 november besloot de
Raad voorts het lagere tarief van tien procent ook van
toepassing te doen zijn op kindervoorstellingen, waarvoor
de entreeprijs maximaal vijftig cent per kind bedraagt.
In de voortreffelijke reeks publicaties van het Neder
lands Filminstituut „Cinegrafia", die onder redactie staat
van A. van Domburg en dr J. M. L. Peters en wordt uit
gegeven bij Muusses te Purmerend, is thans als zesde deel
verschenen „Film en magie" van dr A. Dronkers.
Dr Dronkers, die destijds zijn academisch proefschrift
wijdde aan „De religieuze film, een terreinverkenning",
tracht allereerst het begrip „magie" nader te bepalen, omdat
„weinig begrippen zo omstreden en zo het voorwerp van
verschillende verklaringen geweest (zijn) als de magie.
De godsdienst-historici hebben in de loop der jaren aan
het verschijnsel een brede aandacht gegeven, maar zijn er
kennelijk niet uitgekomen".
Zijn bevindingen vinden vervolgens toepassing op de
magie, zoals die zich in de film openbaart. Eén uitspraak
van dr Dronkers mogen wij in dit verband citeren „Door
de film is op een onverwachte wijze de vraag van een
nieuwe werkelijkheidsbeleving, waarin ook de illusie en de
droom een rol spelen, nieuw aan de orde gesteld. Men kan
daarover smalend spreken, maar ziet dan over het hoofd,
welke katalyserende werking de droomfabriek, die film heet,
ook ten goede heeft gehad".
In het vierde hoofdstuk van zijn geschrift ontwikkelt dr
Dronkers een aantal bedenkingen tegen de filmische magie,
met erkenning overigens van de omstandigheid, dat een
stuk magie voor de filmbeleving wezenlijk is. In het vijfde
hoofdstuk wordt nagegaan welke vormen de magie in de
geschiedenis van de film heeft aangenomen.
De verering van de filmster, waarin de filmmagie een
bijzondere uitdrukking vindt, vormt het onderwerp van het
zesde hoofdstuk. Na voorts nog een analyse te hebben
gegeven van de magische elementen in enkele moderne
films maakt dr Dronkers tenslotte de „Balans der filmische
magie" op.
Het geheel is een lezenswaardig boek geworden, dat
veler inzicht in het wezen van de filmkunst kan verdiepen.
203