De geluidskwaliteit (II)
Brom
In de vorige editie van dit orgaan bespraken wij een
aantal regelmogelijkheden, waardoor een goede geluids
weergave in bioscopen kan worden bevorderd. Ditmaal
zullen enige afwijkingen de revue passeren, die de geluids
weergave ongunstig beïnvloeden, respectievelijk voor het
publiek hinderlijk zijn.
Het verschijnsel brom is steeds een hinderlijk en dikwijls
moeilijk te localiseren verschijnsel. Veelal betreft het hier
een kwestie van aarding, hoewel het natuurlijk ook mogelijk
is, dat door een onvoldoende afvlakking of afscherming
in de versterkerinstallatie een meer of minder sterke brom-
toon wordt veroorzaakt. Een derde mogelijkheid is, dat door
buiten de versterker aangebrachte schakelapparatuur, spe
ciaal in de fotocelkabels, brom in het geluid wordt ge
ïntroduceerd. In de praktijk wordt nogal eens opgemerkt,
dat omschakelinrichtingen bijvoorbeeld voor de reserve
versterker, door middel van gewone schakelaars in de foto-
celleidingen zijn uitgevoerd. Alleen indien men daarvoor
zeer goede zelfreinigende schakelaars met zilvercontacten
gebruikt, die uiteraard nogal duur zijn, kan dit zonder
al te veel risico gebeuren, doch veel beter is het om in
bijzonder gevoelige leidingen als fotocelkabels, steeds te
werken met speciale pluggen. Het omschakelen levert dan
weliswaar iets meer werk op, doch aangezien men niet
dagelijks van de ene op de andere versterker behoeft te
schakelen, is dit naar onze mening een ondergeschikt
bezwaar.
Veel belangrijker is het, dat men bij gebruik van goede
pluggen een minimum aan risico loopt op het veroorzaken
van brom, kraakstoringen en andere afwijkingen. Dat de
uiterst gevoelige fotocelkabels zelf van prima kwaliteit
en zo capaciteitsarm mogelijk moeten zijn, spreekt wel
vanzelf, omdat, indien hiervoor inferieur of althans on
geschikt materiaal wordt gebruikt, alle verdere maatregelen
weinig zin zullen hebben.
Voor wat betreft het constateren van de onderhavige
storing bestaan er nogal wat afwijkende opvattingen. Naar
onze mening mag een goede installatie geen storende Drom
verschijnselen veroorzaken, ook niet bij vol open ge
draaide volumeregelaar en een zodanige filterinstelling, dat
alle lage tonen worden weergegeven of zelfs bevoordeeld.
De stelling, dat de installatie in orde is als er geen brom
van betekenis valt waar te nemen wanneer men met de
sterkteregelaar maar niet boven het gemiddelde komt, is
dan ook feitelijk onjuist. De brom is dan immers wel aan
wezig, doch men kan hem nog niet duidelijk horen. In dat
geval deugt er iets niet in of aan de installatie en is het
noodzakelijk de fout op te sporen. Dat men hierbij niet
uitsluitend mag afgaan op de cabineluidspreker(s) is wel
vanzelfsprekend.
Storingen door onvoldoende of onjuiste aarding zijn
dikwijls afkomstig van zogenaamde aardlussen, waarmede
wordt bedoeld, dat er met de verschillende te aarden
punten geen afzonderlijke en goede aardverbindingen zijn,
doch dat deze met elkaar in serie zijn geaard. In de hierbij
afgedrukte tekening is de juiste en de onjuiste manier van
aarden in beeld gebracht. Uit een en ander volgt, dat het
af te raden valt om de aarding van de projector te laten
lopen via de afscherming van de fotocelkabel, hetgeen des
ondanks in de praktijk nogal eens voorkomt en ook niet
altijd tot bromstoring behoeft te leiden.
Wanneer men echter met brom te kampen heeft, kan dit
een oorzaak vormen en het is daarom altijd beter om vol
gens het in figuur B geschetste systeem te werk te gaan.
Voorts is het gevaarlijk om de metalen mantel van de
fotocelkabel zowel aan het geaarde deel van de versterker
als aan het geaarde deel van de projector te bevestigen.
Aardverbinding in de versterker verdient hier volgens
de praktische ervaringen de voorkeur. Bij moderne in
stallaties is zulks vrijwel steeds uitvoerbaar, doch bij oudere
apparatuur zal een gescheiden aardverbinding, gelet op de
constructie van bijvoorbeeld de aftastinrichting, niet altijd
mogelijk zijn. Overigens zij ook hierbij aangetekend, dat
afwijkingen van het vorenstaande niet noodzakelijkerwijze
tot bromstoring behoeven te leiden. Het verschijnsel brom
blijft een zeer moeilijke zaak, waarbij in een bepaalde
schakeling in het ene geval wel en in het andere geval
geen brom optreedt. Dikwijls heeft men hier te maken
met een samenspel van factoren, die alleen in een bepaalde
combinatie tot afwijkingen leiden.
Wanneer brom optreedt, kan door het los nemen van
beide fotocelaansluitingen aan de versterker, worden vast
gesteld of deze brom door de versterker wordt veroorzaakt
of afkomstig is van het fotocelgedeelte. Blijft de brom na
het losnemen van de aansluitingen bestaan, dan schuilt
de fout in de versterker en zal gewoonlijk een deskundige
te hulp moeten worden geroepen. Aannemende dat de
aarding van de versterker in orde is, kunnen defecten zijn
ontstaan in de afvlakking, in de versterkerbuizen, in de
inwendige afscherming enzovoort.
Ontstaat de brom bij het aansluiten van de linker, res
pectievelijk de rechter fotocelkabel, waarbij het belichtings
lampje moet zijn uitgeschakeld, respectievelijk verwijderd,
dan schuilt de fout als regel in de fotocelkabel, dat wil
zeggen dat deze niet goed is afgeschermd of niet goed is
geaard. Bij deze laatste proef wordt er vanuit gegaan, dat de
fotocel geen licht kan opvangen van de in de cabine aan
wezige kunstverlichting, daar ook dit een vijftig Herz
bromtoon zou opleveren. Een minder voorkomende moge
lijkheid is tenslotte nog, dat de fotocelspanning onvol
doende zou zijn afgevlakt, hetgeen in feite als een verster-
kerfout moet worden beschouwd.
Bij een dusdanige bromcontrole, waarbij men dus pro
beert de oorzaak van de fout te localiseren, dient allereerst
te worden nagegaan of een deugdelijke goed op de water
leiding aangesloten aardleiding beschikbaar is. In geval van
twijfel neme men de aanwezige aardaansluitingen los en
make men met een ten minste 2V2 mm2 leiding een provi
sorische, maar wel deugdelijke verbinding met de dichtst
bijzijnde waterleiding. Deze nieuwe aansluiting bevestige
men vervolgens op een centraal geïsoleerd punt en vandaar
af worden aardverbindingen met de verschillende te aarden
apparaten gemaakt.
Mocht na een dusdanige drastische ingreep de brom nog
aanwezig zijn hetgeen tot de uitzonderingen zal be
horen dan zal een specialist in de arm moeten worden
genomen. Het is wel zaak om voor alle zekerheid aard-
leidingen zoveel mogelijk uit de buurt te houden van strooi-
velden, bijvoorbeeld veroorzaakt door transformatoren van
de zaalverduistering, gelijkrichters en dergelijke, aangezien
ook een aardleiding brom kan „oppikken".
240