Arbitraal vonnis in hoger beroep IN AANMERKING NEMENDE VOORTS De RAAD VAN BEROEP (EERSTE KAMER) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft het volgend arbitraal vonnis in hoger beroep gewezen inzake: NV. NETHERLANDS FOX FILM CORPORATION, ge vestigd te AMSTERDAM en kantoor houdende aldaar aan de Weteringschans 28, appellante oorspronkelijk gedaagde, contra N.V. FILMFABRIEK POLYGOON en N.V. FILMFABRIEK PROFILTI, beide gevestigd te HILVERSUM en kantoor hou dende aldaar respectievelijk aan de Steynlaan 5 en 3. geïnti- meerden oorspronkelijk eiseressen. De Raad van Beroep (Eerste Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond, ingevolge de Statuten en het Arbitrageregle ment van die Bond benoemd en aangewezen als arbitragecollege voor de beslechting van geschillen in tweede en hoogste instan tie tussen leden van de Nederlandsche Bioscoop-Bond; IN AANMERKING NEMENDE het vonnis in eerste aanleg van de Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. gewezen op 9 december 1963, van welk vonnis de beslissing luidt ,.A. LEGGEN aan gedaagde het verbod op tot het ver huren aan leden-bioscoopexploitanten van gefilmde Nederlandse onderwerpen, die blijkens het Algemeen Bedrijfsreglement zijn voorbehouden aan die leden die voor leverantie zijn ingeschre ven (artikel 2 B sub c); B. VEROORDELEN gedaagde tot het betalen van een dwangsom van 1.000.(duizend gulden) aan eiseressen voor ieder geval, waarbij gedaagde in gebreke blijft het gestelde onder A na te komen; C. VERKLAREN eiseressen niet ontvankelijk in haar vor dering om gedaagde de verplichting op te leggen aan de Ne derlandsche Bioscoop-Bond opgave te doen van het internatio naal roulement van de Nederlandse onderwerpen, die in ge- daagdes buitenlands journaal zijn opgenomen; D. VERKLAREN eiseressen niet ontvankelijk in haar vor dering betreffende een symbolische schadevergoeding van 1, E. VEROORDELEN gedaagde in de geschilkosten. bedra gende 100.—." dat appellante op 27 december 1963. nader aangevuld bij schrijven van 30 en 31 december 1963, hoger beroep heeft aan getekend tegen de uitspraak van de Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) dd. 9 december 1963. van welke stukken af schrift aan dit vonnis is gehecht en welke beschouwd worden als hier te zijn ingelast; dat de Raad partijen heeft opgeroepen tot zijn zitting op maandag 27 januari 1964 op het Bureau van de Nederlandsche Bioscoop-Bond. Jan Luykenstraat 2 te Amsterdam, teneinde haar in de gelegenheid te stellen haar wederzijdse standpunten nader mondeling toe te lichten: dat aldaar zijn verschenen de heren W. J. F. van Ewijk, di recteur, en mr B. Wachter, rechtskundig raadsman van appel lante enerzijds, en de heren C. S. Roem en E. J. Verschueren, directeuren en mr J. Martin Muller, rechtskundig raadsman van geintimeerden, en J. Dttdok van Heel, anderzijds; dat mr B. Wachter namens appellante in hoofdzaak heeft verklaard, dat de uitspraak in het vonnis sub A een bevreemden de beslissing inhoudt, omdat het op grond van artikel 6 sub A van het Algemeen Bedrijfsreglement appellante verboden is zich toe te leggen op de verhuur van Nederlandse journaalfilms; dat dit niet meer behoeft te worden vastgelegd, doch dat het er om gaat of appellante dit verbod heeft overtreden; dat arbiters in dit verband niet hebben vastgesteld, dat de in 1963 door appel lante in haar journaal opgenomen Nederlandse onderwerpen niet aan de gestelde eisen hebben voldaan: dat appellante er bij de mondelinge behandeling voor de Commissie van Geschil len op gewezen heeft, dat dit wel het geval is; dat de Commissie heeft verzuimd uit te spreken hoe het met de internationale distributie van de betrokken onderwerpen heeft gestaan; dat naar appellantes mening de beslissing van de Commissie van Geschillen sub A onjuist is zowel qua formulering als qua vaststelling; dat appellante bovendien bezwaren heeft tegen de maatstaven, welke arbiters aangelegd hebben bij de beantwoor ding van de vraag, wanneer wel en wanneer niet een Neder lands onderwerp in een buitenlands journaal opgenomen mag worden; dat de Raad van Beroep in 1947 heeft uitgesproken, dat het de verhuurder van een buitenlands journaal is toege staan een Nederlandse actualiteit van internationale betekenis in zijn journaal op te nemen, mits die Nederlandse actualiteit ook inderdaad internationaal gedistribueerd wordt; dat geinti meerden dit als juist hebben aanvaard; dat de Commissie van Geschillen dit systeem weliswaar in beginsel heeft gevolgd, doch het vertonen van deze internationaal belangrijke Nederlandse onderwerpen door appellante in haar journaal heeft beperkt tot gefilmde Nederlandse onderwerpen, opgenomen in de jour naals die in vele bioscopen van tenminste twee van een aantal met name genoemde landen zijn vertoond; dat appellante grote bezwaren heeft tegen de willekeurige beperking van de landen; dat voorts de eis dat het Nederlandse onderwerp in vele bio scopen van die landen vertoond moet worden naar appellantes mening een niet opdrogende bron van nieuwe moeilijkheden zal worden; dat appellante ook grote bezwaren heeft tegen het feit. dat een dwangsom van 1.000.is opgelegd voor elke overtreding; dat arbiters zich hiermede hebben begeven op het terrein van het Hoofdbestuur, welk college op grond van artikel 15 van de Statuten heeft toe te zien op de handhaving van de reglementen en sancties kan toepassen; dat de dwangsom alleen dient te worden opgelegd in gevallen waarin de vrees bestaat, dat de betrokken partij zich van de beslissing niets zal aan trekken; dat in de rechtspraak zelden een dwangsom wordt toegepast; dat voorts het nadeel van een dwangsom is, dat deze door het enkele feit van de overtreding verschuldigd wordt; dat daarbij geen rol speelt of de overtreding een gevolg is van bijvoorbeeld een verschoonbare nalatigheid of een te goeder trouw begane vergissing; dat appellante daarom als gevolg van de dwangsom moeilijkheden verwacht; dat het feit, dat het on derwerp in „vele" bioscopen van twee landen vertoond moet worden door de vaagheid van het begrip „vele" in dit licht gezien voor appellante ongemotiveerd bezwarend zal kunnen zijn; dat het woord vele voor verschillende interpretaties vatbaar is. hetgeen bij het bepalen van een dwangsom nimmer mogelijk mag zijn: dat appellante tegen de uitspraak sub C en D geen enkel bezwaar heeft; dat appellante tenslotte het niet billijk acht. dat zij. die slechts op twee van de vier punten in het ongelijk werd gesteld, in de gehele proceskosten is veroordeeld, dat appellante haar beroepschrift nog gaarne uitbreidt met de eis de vorderingen van geintimeerden. waarover sub A en B uitspraak is gedaan, af te wijzen en geintimeerden te veroordelen in de arbitragekosten; dat de lieer E. J. Verschueren namens geintimeerden in hoofd zaak heeft verklaard, dat geintimeerden zijn uitgegaan van de uitspraak van de Raad van Beroep van 1947 en de daarbij ge geven interpretatie; dat geintimeerden aan de hand daarvan hebben gesteld, dat een oordeel over de naleving van de des betreffende artikelen van het Algemeen Bedrijfsreglement alleen mogelijk is, wanneer een nadere intepretatie van deze uitspraak van de Raad wordt gegeven; dat moet worden uitgemaakt wat onder een internationaal roulement dient te worden verstaan; dat voorts gecontroleerd moet kunnen worden of er per geval van zo'n roulement sprake is; dat het bewijs dat een onderwerp niet internationaal gedistribueerd wordt niet te geven is als een en ander niet nader wordt omschreven; dat thans door de Com missie van Geschillen enkele criteria zijn gesteld; dat de Com missie geïntimeerdens vordering een instantie aan te wijzen, waaraan het roulement zou kunnen worden gemeld, niet ont vankelijk heeft verklaard, omdat het een en ander een taak acht van het Hoofdbestuur en een kwestie van collegialiteit; dat geintimeerden dit laatste gaarne onderschrijven en derhalve op 2 januari aan appellante hebben verzocht haar op te geven, in welke landen het Nederlandse onderwerp van het laatste Fox journaal is vertoond; dat geintimeerden op dit verzoek nog geen antwoord hebben ontvangen: dat geintimeerden geen nieuwe moeilijkheden als gevolg van de dwangsom verwachten; dat de 244

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 22