Chaplinade
Vanachter het scherm
Charles Boost heeft in verband met de 75ste ver-
jaardag van Chaplin op 16 april j.1. het bedrijf het
verwijt gemaakt van de gemiste kans, omdat het bij deze
gelegenheid verzuimd heeft een Chaplin herdenkingspro
gramma te lanceren.
Een aanmerking die bij een rechtgeaard criticus als Boost
goed bedoeld is, maar daarom niet juist behoeft te zijn.
Chaplin is behalve een groot kunstenaar een groot zakenman
en om hem met behulp van zijn eigen creaties hulde te
kunnen brengen, zal men over zijn auteursrechten moeten
beschikken. De enige man die hierover wat te zeggen heeft,
is Chaplin zelf, die beter dan wie ook weet wat zijn werk
moet kosten. De verdrukte onschuld van de film gaat dan
ook door voor een zeer gefortuneerd heer.
Nu zijn verjaardag in de wereldpers gevierd is, durven
we te wedden, dat er binnenkort Chaplin-films gaan cir
culeren. Eerst het bedje spreiden van de publiciteit, dan
het programma. Zo gaat het nu eenmaal in de wereld van
de film, waarin, welbelast en ongesubsidieerd als zij is, hard
business en cultuur met zorg hand in hand moeten gaan,
met temeer zorg naar gelang de eisen van de maker hoger
zijn. Bovendien: al is 16 april voorbij, 1964 blijft het
Chaplinjaar.
Ook onzerzijds past hulde aan deze klassiek geworden
filmkunstenaar. Wij zullen ons onthouden van een oordeel,
omdat dit elders reeds met meer competentie is gegeven.
Ons aller Nieuw Weekblad voor de Cinematografie heeft er
op 1 mei zelfs een heel artikel aan gewijd, dat wij in
goed Duits terugvonden in het officieel orgaan van de
Duitse Bioscoop-Bond van 15 april ondertekend HJW.
Een zo origineel en zo creatief man als Chaplin mag
natuurlijk niet zo clandestien gevierd worden!
Wanneer wij iets van Chaplin zouden mogen zeggen,
is het dat hij er in geslaagd is met negatie van tot dogma
verklaarde filmvormen zijn intenties met een minimum aan
middelen filmisch zo te vertolken, dat een miljoenenpubliek
aan zijn voeten lag, de critici in verwarring werden ge
bracht en hij zelf op zijn 75ste jaar temidden van vrouw
en talrijk jeugdig kroost als klassiek bestempeld wordt. Wie
zich ook aan filmische en niet-filmische one-man shows te
buiten moge zijn gegaan, Chaplin blijft de eerste, de grootste,
de onnavolgbare. Zijn werk is de proef op de som van de
filmische expressiemogelijkheden!
Bij gelegenheid van een van de filmfestivals hebben
wij het tegenover een niet onverdienstelijk filmcriticus
eens gewaagd onze verwondering uit te spreken over het feit,
dat in bepaalde kranten publicaties verschijnen over schan
dalen of sensationele voorvallen waar blijkbaar niemand
van de festivalgangers weet van heeft. Onze ervaring met
deze filmevenementen is juist, dat daaraan in het algemeen
een perfecte organisatie ten grondslag ligt en de bijwoning
ervan voor de geïnteresseerde deelnemer een vermoeiende
en behoudens de bij zulke gelegenheden gebruikelijke
glamour een nogal zakelijke en kalm verlopende aange
legenheid is. Het antwoord was toen verrassend. Volgens
onze zegsman diende namelijk onderscheid gemaakt te
worden tussen de wijze, waarop wij als insiders zulk een
festival ondergaan en die waarop het publiek, in casu het
lezerspubliek, zo iets wil zien. Wanneer men dagenlang
een zakelijk verantwoorde reportage geeft, boeit dit de
lezers niet. Zij verwachten nu eenmaal van zulk een film-
gebeurtenis de nodige glamour en wat sensatie rond hetgeen
zich om filmproductie en filmbusiness afspeelt. Vandaar
dat gebeurlijkheden, die voor de insiders weinig schokkends
hebben, wel eens wat boeiender en sensationeler worden
gebracht dan de realiteit zou toelaten. Een gedragswijze, die
men blijkbaar jegens de film, al dan niet schuldig, meer
dan tegenover welke muze ook geoorloofd acht.
Wij moesten hieraan denken toen wij in het Algemeen
Dagblad onder een zeskoloms kop „Achter de schermen
van geheimhouding" naar aanleiding van gegevens uit het
jaarverslag van de Bond een aantal productieplannen voor
Nederlandse films zagen aangekondigd. Dit verslag maakt
namelijk gewag van het feit, dat ook voor 1964 wederom
een viertal films in voorbereiding is, teneinde daarmede
aan te tonen, dat geleidelijk een zekere mate van continuïteit
is bereikt. Geen geheimhouding dus, maar een bericht. Aan
de nieuwsgaring verder de taak uit te zoeken wat er verder
aan de hand is en aan de betrokken producenten te be
slissen, wat ze over hun plannen kwijt willen. Het scherm
van geheimhouding dat het Algemeen Dagblad opgetrokken
heeft, bestaat niet; er is niet één producent, die vanwege
het Productiefonds of vanwege welke instr.irtie ook een
contract krijgt te tekenen, waarin hij verplicht wordt buiten
staanders geen inlichtingen te verschaffen. Wat anders is de
vraag of instanties, die vertrouwelijk gegevens aangaande
producties onder zich hebben, het recht zouden hebben
zonder toestemming van betrokkenen daaraan ruchtbaarheid
te geven. Wat anders is het ook of producenten verplicht
zouden zijn omtrent hun financieringspolitiek, waarbij het
Productiefonds, gezien de risico's, materieel en kwalitatief,
en alle omstandigheden die aan dit instituut en betrokkenen
alleen bekend zijn, in het openbaar mededeling te doen.
Wil men toch per se met bedragen aankomen, die kant
noch wal raken, men neme ze dan rustig voor zijn jour
nalistieke verantwoording. Het Productiefonds, dat regel
matig aan meer dan één instantie verantwoording heeft af
te leggen, heeft helaas niet de taak deze onjuistheden te
corrigeren. Maar wij begrijpen het nu wel: tegenover de
film is altijd wat meer geoorloofd en de berichten over
productieplannen worden heel wat interessanter, wanneer
men ze van achter het scherm van geheimhouding heeft
weggesleept, dan wanneer ze voor het opscheppen liggen.
Een krant is volgens een oud gezegde weliswaar een meneer,
maar in het dagelijkse leven tenslotte ook een doodgewone
zakenman.
226