Algemene ledenvergadering
Wisselvallig beeld
Uitgebreid overleg
Televisie
Op maandag 20 april heeft de Nederlandsche Bioscoop-
Bond in de Congreszaal van hotel Krasnapolsky te Amster
dam zijn jaarlijkse algemene ledenvergadering gehouden.
Voor de vergadering bestond van de zijde van de leden een
grote belangstelling.
De Bondsvoorzitter, de heer Joh. Miedema, constateerde
in zijn openingswoord, dat het organisatorische leven, on
danks alle problemen, in het verstreken jaar opgewekt is
verlopen. Dat bewijst, dat de leden de moeilijkheden posi
tief tegemoet willen treden. Dat bewijst ook, dat het
Nederlandse film- en bioscoopbedrijf zich niet wil over
geven aan een onvruchtbaar defaitisme. In het bijzonder
bracht de heer Miedema dank aan hen, die zitting hebben
gehad in Bondscolleges of de Bond in andere colleges
hebben vertegenwoordigd en daardoor hebben bijgedragen
tot een krachtige organisatorische ontplooiing.
Alvorens nader in te gaan op enkele problemen, waar
mede het film- en bioscoopbedrijf zich geconfronteerd ziet,
herdacht de heer Miedema degenen, die de Bond sedert
de laatste ledenvergadering zijn ontvallen, namelijk de
heer J. Jogchem te Amersfoort, de heer J. Meilink te
Enschede, de heer F. A. J. M. Franken te Tilburg, de
heer W. Th. Korsmit te Utrecht, de heer K. F. J. Wijs
mulier te Amsterdam, de heer J. K. Egberts te Uithuizen,
de heer D. Grimmelikhuysen te Schiedam, de heer F. D.
Bruglemans te Roosendaal, de heer D. Siem sr te 's-Gra-
venhage, de heer R. Oorlog te Doesburg, de heer J. Nijland
sr te Utrecht en zijn echtgenote, de heer A. W. H. Bouts
te Geleen en voorts mr J. Milius, die gedurende vele jaren
voorzitter is geweest van de Commissie Beroep Nieuwe
Zaken. De vergadering herdacht de overledenen door
staande een minuut stilte in acht te nemen.
In zijn totaliteit gezien, zo vervolgde de Bondsvoorzitter,
vertoont het achter ons liggende jaar een nogal wisselvallig
beeld. De gezamenlijke recettes van de theaters zijn mede
door het effect van onze actie bij de gemeenten op het
terrein van de vermakelijkheidsbelasting in lichte graad
gestegen. Een aantal filmprodukten heeft zich in de grote
belangstelling bij het publiek mogen verheugen. Wij moeten
echter niet uit het oog verliezen, dat de statistiek ons
voor de beoordeling van de economische situatie in deze
bedrijfssector onvoldoende houvast biedt. Veel meer dan
vroeger is ons bedrijf afhankelijk van zogenaamde publiek
films. Doch veel meer ook dan vroeger blijft het ware
profijt van de vertoning van deze films beperkt tot een
relatief kleine groep van zaken.
Deze ontwikkeling heeft mede een stijging van het
gemiddelde der filmhuren veroorzaakt, waardoor aan de
bestaande moeilijkheden der bioscoopexploitaties een nieuwe
is toegevoegd, hetgeen overigens niet wil zeggen, dat ook
de filmverhuurkantoren niet met hogere lasten hebben te
kampen. Wanneer wij dan ook de zaak nader gaan ont
leden, dan blijkt, zoals in het jaarverslag terecht wordt
geconstateerd, de situatie in vele bedrijven individueel heel
wat ernstiger dan men geneigd zou zijn uit het totaalbeeld
af te leiden. Gezien de beperkte theaterbezetting van ons
land zou het te betreuren zijn, indien tal van theaters door
omstandigheden de deuren zouden moeten sluiten. Het
bioscoopbedrijf vervult in de moderne maatschappij een
belangrijke sociale en culturele taak en wanneer het in feite
zou worden gereduceerd tot een aantal grote amusements
zaken, zou niet alleen het gehele filmwezen daarvan schade
ondervinden, doch zou er ook onherstelbaar verlies worden
geleden in maatschappelijk opzicht.
Op dit laatste aspect heeft het Hoofdbestuur, aldus de
heer Miedema, in het kader van zijn pogingen om te ge
raken tot verlichting van de lastendruk, welke druk in deze
bedrijfstak onder invloed van de heffing van vermakelijk
heidsbelasting extra zwaar is, de regering in het bijzonder
geattendeerd. Gelukkig vinden wij thans voor onze redelijke
verlangens wat meer gehoor. De Bondsvoorzitter bracht de
verklaring in herinnering, die de minister-president op 15
oktober 1963 in de Tweede Kamer heeft afgelegd. Hierin
zegt de minister-president, dat de regering samen met het
film- en bioscoopbedrijf naar een spoedige oplossing zal
zoeken voor de verbetering van het economische klimaat
in dit bedrijf.
De heer Miedema deelde mede, dat het Hoofdbestuur
op deze voor het bedrijf belangrijke regeringsverklaring on
middellijk heeft gereageerd door contact op te nemen
met de bevoegde staatssecretaris. Een en ander heeft geleid
tot uitgebreid interdepartementaal overleg op hoog niveau,
namelijk tussen de departementen van Algemene Zaken,
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Binnenlandse
Zaken, Financiën en Economische Zaken. Dit overleg zal,
naar men mag hopen, binnen enige weken worden af
gesloten. Daarna zal de ministerraad het beslissende woord
moeten spreken.
Wanneer de regering het bedrijf inderdaad de hoognodige
armslag zal geven, dan zullen wij alles in het werk dienen
te stellen om ons op het terrein van het vermaak een
zo sterk mogelijke positie te bevechten. Dan zullen wij
absoluut moeten komen tot verdere vernieuwing van het
theaterpark, tot een investeringspolitiek op lange termijn,
tot verbetering van onze reclamemethoden, tot nog krach
tiger bevordering van de Nederlandse filmproduktie en
filmcultuur. Met andere woorden, wij zullen dan duidelijk
blijk moeten geven van onze positieve gezindheid om
binnen de ons gegeven mogelijkheden een levenskrachtig
bedrijf tot ontwikkeling te brengen.
De heer Miedema memoreerde in de vorige jaarverga
dering uitvoerig te hebben stilgestaan bij de aangelegenheid
van de televisie, in het bijzonder de reclametelevisie. Wat
dit laatste betreft heeft het afgelopen jaar nog geen be
slissing gebracht. Het spreekt vanzelf, dat het Hoofdbestuur
te dien aanzien waakzaam blijft. Wel is intussen een aan
vang gemaakt met de uitzendingen over het tweede televisie
net, zij het de eerstkomende maanden nog bij wijze van
proef.
Er is met de Nederlandse Televisie Stichting een regeling
getroffen inzake de filmvoorziening van het tweede net
gedurende de huidige experimentele periode, terwijl binnen
kort onderhandelingen zullen worden geopend over de
voorziening na afloop van deze periode. Evenals in het
verleden is het streven van het Hoofdbestuur er ook nu
op gericht een zodanige regeling ten aanzien van de levering
van speelfilms aan de televisie tot stand te brengen, dat
227