gelaten of daarin de alleenzaligmakende oplossing zit. Overigens is er gedecideerd een en ander over gezegd: „1. Investeren. We moeten als bij de gewone industrie tegen de draad in investeren. De interieurs van de huizen worden steeds luxueuzer, je hebt maar te zorgen dat je een slag voor bent. 2. Meer en betere service. 3. Behoorlijke reclame. 4. Betere roulatie en selectie. 5. Ontwikkeling van de Nederlandse filmindustrie. De Bioscoop-Bond zou nog veel meer willen doen; de Filmweek weer in ere herstellen en daarmee de moeilijke genres populair maken, en vooral de produktie van een zes a zeven Nederlandse films per jaar stimuleren." Tenslotte wat de keerzijde van de vestigingsmedaille aan gaat, vergist de redactie zich. Zij prijs namelijk weliswaar het beleid van de bedrijfsorganisatie op het terrein van de vestiging, omdat daardoor onder de huidige omstandigheden een ineenstorting is voorkomen, maar voegt er aan toe, dat het bioscoopbezoek hierdoor in het verleden ongunstig is beïnvloed. Het vestigingsbesluit heeft zich behoudens in het eerste jaar, namelijk in 1935, nimmer bezondigd aan wering van nieuwe zaken. De reglementering kent al jaren zelfs geen behoeftegronden meer. Wat anders is, is dat in tegenstelling met vele andere landen, de vestigingen aan bepaalde eisen hadden te voldoen. Dit is inderdaad een rem geweest op speculatieve dus ongezonde exploitaties, maar ook een stimulans tot niveauverbetering. Voorzover er lacunes zijn in het filmminded zijn van ons publiek, heeft dit niets met het vestigingsbeleid van de Bond te maken. Integendeel, dit dateert van 1935, pas daarna zijn de bezoek cijfers omhoog gegaan. De geweigerde zaken zijn op de vingers af te tellen, de nieuwe vestigingen bedroegen alleen reeds na de oorlog enige honderden. Het is echter opmerkelijk, dat onder vele van deze nieuwe vestigingen decimering van het bezoek alsook het merendeel van de sluitingen voorkomt. Overigens niet alleen religie en conservatisme zoals de schrijver toe geeft hebben mede de tekorten in ons filmbezoek ver oorzaakt. Er zijn tal van andere oorzaken die mogelijk minder effect zouden hebben gehad indien het bedrijf in de loop der jaren meer armslag zou hebben gekregen. Maar dat is een ander hoofdstuk. N.V. Cinecentrum werkt in opdracht van de Nationale Raad Voor Maatschappelijk Werk aan de film „Tijd". Deze film is er een uit een serie van drie die onlangs zijn opgeno men en die momenteel in het Hilversumse labo ratorium worden afgewerkt. De regie van de drie films („Tijd", „Bakels" en „Harry") berust bij Frans Dupont. Het camerawerk is in handen van Ruurd Fenenga met als assistent Joop Willemse. De werkfoto werd gemaakt in de Utrechtse Gasthuisstraat. Frans Dupont geeft de laatste regieaanwijzingen. Achter de camera Joop Willemse. Carlo Pisacane en Bernard Droog spelen hoofdrollen in „Spuit Elf", een film van Kappa Film Pro ductie die door N.V. Filmtrust zal worden uitgebracht.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1964 | | pagina 5