OOK AANDACHT IN DE PERS omroepbestel, maar het is veel moeilijker gebleken daarom durf ik het met meer recht te zeggen, nu de heer Baeten er weer op terug is gekomen in verband met andere kunst instellingen juist in verband met de compensatiemogelijk- heden dan op het eerste gezicht leek. De voorstudie is af gesloten. Ik ben daarover op het moment in bespreking met de Minister van Financiën. Binnen niet al te lange tijd kunt u daarvan iets verwachten, omdat het graafwerk verricht is. Ondertussen besteedde de pers in ons land veel aandacht aan de voor het bioscoopbedrijf zo belangrijke zaak. Hoofd redactionele artikelen in vooraanstaande dagbladen vóór, tijdens en na de behandeling van de Rijksbegroting O., K. en W. voor 1965 verschenen. DE TUD en MAASBODE gaf op 23 december het volgende commentaar: Het film- en bioscoopbedrijf heeft een zware tol betaald aan de televisie: in zeven jaar tijds is het bioscoopbezoek met ruim veertig procent gedaald. Is dat al kwalijk voor de betrokken bedrijfstak, voorzover de film van sociale en culturele betekenis is, zijn hier bovendien algemene belangen in het geding. Er is een eenvoudig middel om het film- en bioscoopbedrijf soelaas te bieden, namelijk afschaffing of tenminste vermindering van de langzamerhand verouderde vermakelijkheidsbelasting, zijnde een extra belasting van gemiddeld 20 procent boven de omzet belasting en andere fiscale lasten. Bij de begrotingsbehandeling van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen heeft mr. Baeten erop gewezen, dat een Nederlandse film soms meer aan ver- vermakelijkheidsbelasting opbrengt dan hij heeft gekost. In zo'n geval blijken de verhoudingen wel bijzonder scheef te liggen. Maar afgezien van zulke excessieve gevallen zijn er voldoende redenen die er voor pleiten de vermakelijkheids belasting te matigen of af te schaffen. Met name voor de Nederlandse filmproduktie zou dat een stimulans betekenen en de moed om films van artistiek niveau te maken zou er door toenemen. Natuurlijk kunnen de gemeenten de inkomsten die hun uit de vermakelijkheidsbelasting toevloeien, niet van de ene op de andere dag missen. Daar zou een compensatie van rijkswege tegenover dienen te staan. De regeringsvoornemens om corri gerende maatregelen te nemen bleken bij de Kamerdebatten vaag en weinigzeggend. Wat nu nog rest is de hoop, dat het door de staatssecretaris toegezegde overleg met de Kamer commissie enig resultaat zal hebben. HET ALGEMEEN HANDELSBLAD bevatte enige dagen eerder een hoofdredactioneel artikel dat de zaak der drukkende vermakelijkheidsbelasting krachtig pousseerde. Onder de kop „S.O.S." verscheen het volgende: Een maand geleden staakte de Apollo-bioscoop aan de Haar lemmerdijk zijn voorstellingen. Opheffing van het Hallen theater in Amsterdam-West wordt ernstig overwogen. Het totaal van de in de laatste jaren gesloten cinema's beweegt zich tussen de 30 en 40. Binnen 2 d 3 jaar zullen waarschijnlijk vele buurt- bioscopen dit lot delen. Als dat gebeurt, zal in Amsterdam en andere grote steden de wereld van het witte doek alleen nog te beleven zijn in enkele grotere binnenstadtheaters, die het hoofd boven water hebben weten te houden. Ook al draagt dan niet elke film het stempel van cultuur met een grote C, niettemin is het duidelijk dat een dergelijke terug gang een aanzienlijke verarming van het gezelligheidsleven met zich zal meebrengen. Een verarming die in de verste verte niet kan worden opgevangen door het tv-scherm thuis, dat de voornaamste oorzaak van dit alles is. Waar onze Nederlandse steden 's avonds toch al niet opvallen door een overmaat van levendigheid, wordt het dan eerst met recht de dood in de pot. Het gemiddelde bioscoopbezoek lag in 1963 op 57 procent van dat van 1956. Dat niettemin de film- en bioscoopexploitanten niet zonder slag of stoot wensen te capituleren, kan men in hen slechts waarderen. Daarbij hebben zij hun hoop gevestigd op afschaffing van de vermakelijkheidsbelasting op bioscoop voorstellingen, welke belasting hun schatten gelds kost. Is er kans dat hun deze reddende hand wordt toegestoken? Aan die afschaffing zit heel wat vast. Het zou de gemeenten jaarlijks in totaal op circa 12 miljoen gulden aan gederfde inkomsten komen te staan. Daarvoor zullen zij in de een of andere vorm compensatie moeten ontvangen. Zij zitten immers toch al zo krap. Maar hoe? Door aanvulling uit de (welgevulde) schatkist? Het is juist in gevallen als deze dat minister Witteveen uiterst zuinig pleegt te kijken en weinig scheutig pleegt te handelen. Aan de andere kant zal de bewindsman er met blind voor zijn, dat een gestage afneming van het aantal bioscooptheaters toch al niet bevorderlijk is voor 's lands financiën. Meer dan een jaar geleden om precies te zijn op 15 oktober 1963 heeft de heer Marijnen, mede namens zijn collega van o., k. en w., overleg en onderzoek toegezegd inzake een verbetering van het economisch klimaat in het film- en bioscoop bedrijf. Maar dat klimaat is sindsdien even bar gebleven, als het al was. Het wordt dan ook hoog tijd dat deze toezegging met concrete besluiten wordt gehonoreerd. De volgende week doet zich daartoe een goede gelegenheid voor. Dan komt n.l. in de Tweede Kamer de plenaire behandeling aan de orde van de begroting van o., k. en w. Bij de schriftelijke voorbereiding is o.a. vanuit de VVD-fractie gewezen op het anachronistische en prohibitieve karakter van de vermakelijk heidsbelasting. Niet zonder reden wordt ook de Kamer on geduldig. Het minste dat men dan ook van minister Bot mag verwachten is dat Z.E. deze zaak niet langer slepende houdt. En dat hij duidelijk laat weten, welk soelaas de regering biedt. Zo penibel als het etherbestel is deze kwestie voor hem ten slotte nu ook weer niet. DE VOLKSKRANT plaatste, eveneens voor het debat in de Tweede Kamer begon, een hoofdredactioneel artikel: BIOSCOPEN IN NOOD Dit jaar hebben enkele tientallen bioscopen moeten sluiten. Ze konden het niet meer volhouden. De teruggang in het Nederlandse bioscoopbedrijf begon al een jaar of acht geleden en duurt nog steeds voort. Het gemiddelde bezoek per bioscoop is met ongeveer de helft gedaald. De oorzaak zal voor een deel de televisie zijn. De mensen hebben nu ook thuis wat te kijken, maar de bioscopen zitten ermee. Als het zo doorgaat, zullen er nog veel meer filmtheaters dicht gaan. Is dat een ont wikkeling, die niet te stuiten valt en moet er maar in deze koude sanering berust worden? Naast zakelijke staan er ook culturele belangen op het spel. Ieder land hecht waarde aan zijn eigen filmindustrie. De onze gaat op deze manier, bij gebrek aan mogelijkheden, langzaam maar zeker ten gronde. Wat de film in het algemeen betreft, al staat ze niet altijd op een even hoog peil, ze is toch een wezenlijk deel van ons culturele leven. Ook als mogelijkheid voor ontspanning blijven bioscoop en film hun waarde houden. Een andere nieuwe ontwikkeling is immers, dat het avondje-uit nu ook in gebruik komt in kringen waar hiervoor vroeger de middelen ontbraken. 354

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1965 | | pagina 8