Een ombuiging naar de
praktijken de vraag
A. Koolhaas schetst nieuwe
ontwikkeling bij de film
academie
Gebonden kunst
Documentaire workshop
TV opleiding
T\e ontwikkeling die de Nederlandse Filmacademie de laatste tijd doormaakt verdient ons aller aandacht. De twee
jarige cursus is inmiddels uitgebreid tot een vierjarige, waarvan een belangrijk deel besteed wordt aan praktische
scholing in het bedrijf. Bij de opening van de eerste docentenvergadering, welke dit jaar werd gehouden, heeft de direc
teur, de heer A. Koolhaas, een rede gehouden waarbij hij plannen tot verdere ontplooiing van de Fihnacademie, zoals
deze in de bestuursvergaderingen van het schoolbestuur zijn ontwikkeld, bekend heeft gemaakt.
Nadat de heer Koolhaas een korte inleiding had gehouden over de jonge Nederlandse filmerij, zei hij verder o.a.:
De kunst is een hard vak. De filmkunst mogelijk wel het
hardste.
Intussen gaan wij voort met opleiden. We mogen hopen dat
er in iedere klas een of twee werkelijke talenten zitten en
dat er ooit eens een genie tussendoor zal lopen. Dat lijken
me feiten die niet zijn te ontkennen. Op zichzelf is het ge
zond, dat degenen die het meest in hun mars hebben zich
zelf óók waar moeten maken; ook al zijn de omstandigheden
daartoe zo moeilijk als in ons land en op dit moment moge
lijk moeilijker dan tevoren. Als het een zeer klein deel van
de afgeleverde leerlingen lukt, mogen wij tevreden zijn. We
kunnen dan echter ook nog even zorgelijk blijven over hun
persoonlijke materiële omstandigheden. De anderen, de
meerderheid, weet zich zelf niet waar te maken als speel
filmmaker of als filmdichter. Ze moeten afwachten waar ze
terecht komen en zullen met onze opleiding die tot dusverre
een zekere eenzijdige gerichtheid op de speelfilm en de
esthetiek van de film had, méér onthand in de maatschappij
staan, naarmate zij zich die eenzijdigheid meer ter harte
genomen hebben. En in overeenstemming daarmee frustra
ties oplopen.
Maar tegelijkertijd is er een ontwikkeling gaande in het
onderwijs, in de voorlichting en in het vormingswerk die
een verschuiving met zich meebrengt van praten naar zien.
Langzaam maar zeker dringt de waarde van het visuele
middel natuurlijk ook heel sterk door de invloed van de
televisie door tot alle categorieën van onderwijs en alle
categorieën van voorlichting. Dat betekent hoe dan ook een
stijgende behoefte aan visualiseerders. Mensen die door een
opleiding en door mentaliteit de mogelijkheden van de
visuele perceptie zoeken. Een zaak van gebonden filmen,
van filmen als gebonden kunst.
Afgezien van het feit dat filmen altijd enigszins een ge
bonden kunst is door de afhankelijkheid van technische en
menselijke factoren om over de economische maar te
zwijgen hoeft deze speciale gebondenheid volstrekt niets
minderwaardigs te hebben. Ook bij wetenschappelijke films
wordt de vormgeving van steeds groter belang, omdat de
kijker op alle manieren geboeid moet worden en zo lang
hoefte aan vormgevers en visualiseerders als een trait d'union
tussen de deskundige en de leek. Beiden in alle denkbare
gradaties van die kwaliteit.
mogelijk geboeid moet blijven. Er ontstaat een grote be-
De bereidheid van de visualiseerder om de door hem over te
dragen stof werkelijk onder de knie te hebben, moet natuur
lijk voorop staan. Is die bereidheid er, dan kan het maken
van dit type films een reusachtig interessant en bevredigend
werk zijn. Het is naar mijn mening bovendien een werk met
toekomst en bestaansmogelijkheden.
Die bereidheid is een knelpunt. Wanneer iemand die bij ons
het diploma in de A-afdeling behaald heeft in de maat
schappij belandt, is hij tot dusverre niet of nauwelijks met
de mentaliteit van dit soort filmen in aanraking geweest. Er
zijn er een paar die bij gebrek aan andere mogelijkheden tot
de educatieve film zijn gekomen, maar dat gebrek aan
andere mogelijkheden maakt het genre „mies". Het lijkt me
onjuist om op onze school een lijn te handhaven waarbij
het maken van educatieve films (om ze gemakshalve zo te
blijven noemen) puur een kwestie is van gebrek aan beter.
Op dezelfde manier als de school nu al geruime tijd bezig
is om een t.v.-afdeling te scheppen, dient er een afdeling
voor educatieve film te zijn, uitmondend in een documentaire
workshop.
Dat betekent dat er aan de vakken die hiertoe voorbereiden
de meest educatieve films die gemaakt worden zijn be
stemd voor het onderwijs en het vormingswerk en voor
lichting dus ook op pedagogisch en didactisch gebied
ruime aandacht besteed zal dienen te worden. Dat heeft
bovendien het voordeel dat daarmee hoogst waarschijnlijk
de mogelijkheid geschapen wordt onze gediplomeerden aan
een onderwijsbevoegdheid te helpen voor de in de mammoet
wet voorziene lessen in filmkunde op de middelbare scholen
en voor de talrijke in oprichting zijnde culturele centra en
vormingscursussen met het oog op de in de eventueel nabije
toekomst bestaande nijpende problemen van vrijetijdsbe
steding.
Op dezelfde manier als waarop de workshops van het vierde
jaar, die voor speelfilm en die voor educatieve film in de
jaren daarvoor en voor het vierde jaar in de periode van
half augustus tot de kerstvakantie zijn voorbereid, dient er
ook een voorbereiding op het medium televisie te zijn, uit
mondend in de t.v.-opleiding van het vierde jaar, goeddeels
door het opleidingscentrum van de NTS te verzorgen en
188